7. Monteer de oliefilterdeksels door de
bouten aan te brengen en zet ze dan
vast met het voorgeschreven aanhaal-
moment.
Aanhaalmoment:
Bevestigingsbout oliefilterdeksel:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7 ft·lbf)
8. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.
OPMERKING:
Controleer of de onderlegring beschadigd is
en vervang indien nodig.
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
43 Nm (4.3 m·kgf, 31 ft·lbf)
9. Vul de voorgeschreven hoeveelheid
en aanbevolen soort motorolie bij en
breng dan de olievuldop aan en zet
deze vast.
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterele-
ment:
2.60 L (2.75 US qt) (2.29 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterelement:
2.80 L (2.96 US qt) (2.46 Imp.qt)
LET OP:
G
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen olieën
met een "CD" dieselspecificatie of
olieën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een "ENERGY CONSER-
VING II" of hogere aanduiding.
G
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
10. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
11. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
Cardanolie
Vóór elke rit moet het cardanhuis worden
gecontroleerd op olielekkage. In geval van
lekkage dient u de machine door een
Yamaha dealer te laten nakijken en repare-
ren. Controleer verder als volgt het niveau
van de cardanolie en ververs de olie vol-
gens de intervaltijden vermeld in het perio-
DCA11620
dieke smeer- en onderhoudsschema.
G
G
Controleren van het olieniveau in het
cardanhuis
1. Zet de machine op een vlakke onder-
OPMERKING:
G
6-10
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat geen verontreini-
gingen het cardanhuis kunnen bin-
nendringen.
Zorg dat er geen olie op de banden
of wielen terechtkomt.
grond en houd deze rechtop.
Het olieniveau in het cardanhuis moet
worden gecontroleerd terwijl de motor
koud is.
DAU20022
DWA10370
6