INFO 3 lang indrukken.
Het SETUP MENU wordt geo-
pend.
TRIP 2 of INFO 3 zo vaak kort
indrukken, tot SETUP EQUIP-
MENT ENTER wordt weergege-
ven.
INFO 3 lang indrukken.
Het menu SETUP EQUIPMENT
wordt geopend.
TRIP 2 of INFO 3 zo vaak
kort indrukken, tot SETUP
EQIP:DRL AUTO wordt
weergegeven.
INFO 3 lang indrukken, om de
dagrijlicht-automaat op OFF te
schakelen.
De toets 1 indrukken, om het
dagrijlicht in te schakelen.
Het dimlicht en het voorste
stadslicht worden uitgescha-
keld.
Als het dagrijlicht actief is,
brandt het controlelampje
van het dagrijlicht.
In het donker of in tunnels: De
toets 1 opnieuw indrukken om
het dagrijlicht uit en om het
dimlicht en het voorste stads-
licht in te schakelen.
OPMERKING
Als bij ingeschakeld dagrijlicht
het grootlicht wordt ingeschakeld,
wordt het dagrijlicht na circa 2
seconden uitgeschakeld en wor-
den het grootlicht, het dimlicht
en het stadslicht voor ingescha-
keld.
Als het grootlicht weer wordt uit-
geschakeld, wordt het dagrijlicht
niet automatisch opnieuw geac-
tiveerd, maar moet dit handmatig
weer worden ingeschakeld.
Alarmknipperlichten
Alarmknipperlichten
bedienen
Contact inschakelen (
OPMERKING
De alarmknipperlichten belasten
de accu. De waarschuwingsknip-
perlichten slechts voor een be-
perkte tijdsduur inschakelen.
OPMERKING
Als een richtingaanwijzerknop
wordt ingedrukt terwijl de waar-
schuwingsfunctie is ingescha-
keld, dan treedt de richtingaan-
wijsfunctie in de plaats van de
waarschuwingsfunctie. Als de
richtingaanwijzerknop niet meer
wordt ingedrukt, is de waarschu-
wingsfunctie weer actief.
45).
4
51
z