Als wordt vastgesteld dat er
4
voldoende omgevingslicht is,
wordt de dagrijverlichting weer
50
ingeschakeld.
Als het dagrijlicht actief is,
brandt het controlelampje
van het dagrijlicht.
Handmatige bediening
van het licht bij
ingeschakelde automaat
z
Voorwaarde
Dagrijlicht-automaat is ingescha-
keld.
Toets 1 indrukken (bijv. bij het
inrijden van een tunnel, als de
dagrijlicht-automaat vanwege
het omgevingslicht vertraagd
reageert).
De dagrijlicht-automaat wordt
uitgeschakeld.
Het dimlicht en het voorste
stadslicht worden ingeschakeld.
Toets 1 opnieuw indrukken.
De dagrijlicht-automaat wordt
weer geactiveerd.
Het dagrijlicht wordt bij het be-
reiken van de benodigde om-
gevingslicht weer ingeschakeld.
Als het dagrijlicht actief is,
brandt het controlelampje
van het dagrijlicht.
Handmatig dagrijlicht
Voorwaarde
Dagrijlicht-automaat moet wor-
den uitgeschakeld.
WAARSCHUWING
Inschakelen van het dagrij-
licht in het donker.
Gevaar voor ongevallen
Dagrijlicht niet in het donker
gebruiken.
OPMERKING
Het dagrijlicht kan in vergelijking
met het dimlicht beter worden
waargenomen door het tege-
moetkomend verkeer. Daar-
door verbetert de zichtbaarheid
overdag.
Motor starten (
83).
INFO 3 zo vaak kort indrukken,
tot SETUP MENU ENTER wordt
weergegeven.