3.26
KaDeck
Flexibele klimaatregeling voor kantoorgebouwen.
Montage- en installatiehandleiding
6.5
Wateraansluiting bij natte koeling
28
Om de warmtewisselaar op de ventielen en de bouwzijdige
buizen aan te sluiten, wordt aanbevolen accessoires van
Kampmann te gebruiken. Bouwzijdige ventielen, slangen etc.
moeten op de ruimtegesteldheid en de eisen van de KaDeck
worden afgestemd.
Om de wateraansluiting mogelijk te maken, moet de
condensaatbak worden uitgenomen. Controleer eerst of zich
water in de bak of leidingen bevindt. Demonteer de bak zoals
beschreven in paragraaf 8.3.3.
Monteer eerst de flexibele slang aan het hoekventiel (incl.
afdichtingswerkzaamheden) en vervolgens het hoekventiel aan
de KaDeck. Schroef het thermostatische ventiel en de
retourfitting op de Euroconus-connectoren van de convector
met een geschikt afdichtmiddel (bijv. NEO Fermit). Nu kan de
stelaandrijving worden gemonteerd en de bijbehorende kabel
naar de elektrische aansluitsectie worden gelegd. Gebruik
hiervoor de op de ventilator aanwezige klemmen.
Monteer nu de componenten voor de terugloop in dezelfde
volgorde en leg de flexibele aansluitingen naar de gewenste
uitgang van het apparaat. Sluit het bouwzijdige waternet aan
en isoleer de buizen en de flexibele aansluiting tot aan het
ventiel. Gebruik hiervoor dampdiffusiedichte isolatie. Zorg
ervoor dat zich vormend en afdruipend condensaat van de buis
resp. isolatie in de condensaatbak druipt.
Controleer voordat u de bak monteert of de slangen als gevolg
van de werkzaamheden beschadigd of geknikt zijn en zich nog
in de bevestigingsklemmen bevinden.
Steek de condensaatbak in de hiervoor bestemde
bevestigingen en controleer of de bak horizontaal hangt.