3.26
KaDeck
Flexibele klimaatregeling voor kantoorgebouwen.
Montage- en installatiehandleiding
6.14 Leidingen aanleggen
6.14.1 Algemene aanwijzingen
Fout!
Stervormig aanleggen van busleidingen.
Correct!
Lijnvormig aanleggen van busleidingen.
6.14.2 KaController
** Afgeschermde, paarsgewijs
Inbouwdoos
getwiste leidingen, bijv.
UNITRONIC
2x2x0,22 of minstens
gelijkwaardig, gescheiden
van sterkstroomleidingen
leggen.
3**
Masterapparaat
Slaveapp.
#1
#2
2**
3
3
Net
Net
230 V/50 Hz
230 V/50 Hz
busverbinding: 30 m
56
Alle laagspanningsleidingen dienen langs de kortste weg te worden
aangelegd.
Er dient, bijv. door metalen afscheidingspanelen op kabelplatforms, te
worden gewaarborgd dat laagspannings- en sterkstroomleiding ruimtelijk
van elkaar gescheiden zijn.
Als laagspannings- en busleidingen dienen uitsluitend afgeschermde
leidingen te worden gebruikt.
Alle busleidingen moeten lijnvormig worden aangelegd. Stervormige
bedrading is niet toegestaan (afbeelding links).
De KaController moet via een busverbinding op de desbetreffende
regelprintplaat van het apparaat worden aangesloten.
Als busleidingen moeten afgeschermde, paarsgewijs getwiste leidingen
worden gebruikt, bijv. UNITRONIC
gelijkwaardig of hoger.
Bij het aanleggen van de busleidingen dient te worden voorkomen dat er
bijv. in aftakdozen sterpunten worden gevormd. De leidingen dienen te
worden doorgelust naar de apparaten!
Voor de KaController is een inbouwdoos vereist.
Sluit de KaController volgens het schakelschema aan op het
BUS LD
®
dichtstbijzijnde KaControl-apparaat. De maximale buslengte tussen
KaController en KaControl-apparaat bedraagt 30 m.
Door het aansluiten van een KaController wordt het betreffende
KaControl-apparaat automatisch masterapparaat in de regelkring.
2**
BUS LD 2x2x0,22 of minstens
®