B
A
C
Flexibele klimaatregeling voor kantoorgebouwen.
Draai de moer aan en controleer de juiste positie van de
slangklem.
Sluit de condensaatpomp aan.
Controleer of de sluitstop
gemonteerd en voldoende bevestigd zijn.
Controleer of de schuimband voor de afdichting tussen
ventilator en ventilatorunit zodanig is aangebracht dat deze
goed afdicht. Indien nodig moet deze licht worden aangedrukt.
HINWEIS!
De condensaatafvoer en de uitschakeling van
de stoormelding moet na iedere demontage of
montage worden gecontroleerd!
LET OP:
Pijpleidingen dampdicht isoleren tot over de
condensbak!
KaDeck
Montage- en installatiehandleiding
, de slang
en de ontluchting
A
B
3.26
C
29