Bewaarde instellingen gebruiken (Windows 95/98 en
Windows NT 4.0)
Instellingen van afdrukopties kunnen worden bewaard op de vaste
schijf van de computer, zodat u gemakkelijk specifiek geconfigureerde
instellingen voor een bepaalde afdrukopdracht kunt laden.
Instellingsbestanden kunnen ook worden gedeeld via een netwerk
dankzij de Import- en Export-mogelijkheden.
Hoewel de gebruikersinterface enigszins kan afwijken, zijn de volgende
procedures hetzelfde voor voor zowel PostScript- als PCL-drivers in
Windows 95/98 en Windows NT 4.0. De volgende voorbeelden hebben
betrekking op de PostScript-driver voor Windows 95/98.
Deze toepassing wordt niet ondersteund door Windows 2000.
Bewaarde instellingen maken
1.
Controleren of Standaardprofiel wordt weergegeven in de
keuzelijst Opgeslagen profielen.
Wanneer u instellingen verandert, wordt er in het menu
Opgeslagen profielen Naamloos weergegeven in plaats van
Standaardprofiel.
2.
De toets Huidige instellingen opslaan selecteren (het pictogram
dat op een diskette lijkt).
3.
Een naam voor het profiel invoeren en OK selecteren.
Bewaarde instellingen laden
1.
Controleren of de Standaardprofiel worden weergegeven in de
keuzelijst Opgeslagen profielen.
2.
De instelling selecteren die u wilt gebruiken.
De opties worden automatisch geconfigureerd met de bewaarde
instellingen.
Xerox DocuColor 2006
14. Afdrukken vanaf Windows-werkstations
14–9