8. De netwerkserver instellen
Een NDS-verbinding instellen
In NDS worden alle NetWare-items (objecten) in een hiërarchische
boomstructuur geordend. Objecten hebben een naam, eigenschappen
en een context die de locatie van het object in de directorystructuur
aangeven. Voor de DocuColor 2006 dient u een printer,
printerserverobject en één of meer printerwachtrij-objecten te
specificeren. Objecten worden gemaakt in NetWare-
beheerprogramma's als PConsole, NetAdmin of NetWare
Administrator.
Het object op het hoogste niveau wordt het [Root] object genoemd. De
naam van het [Root] object is tevens de naam van de boomstructuur.
Onder de [Root] bevinden zich andere objecten: containers die andere
objecten bevatten of leaf-objecten die geen andere objecten bevatten.
Toegang tot de objecten wordt bepaald door rechten die gedefinieerd
zijn als eigenschappen van elk object. Rechten worden toegekend
door systeembeheerders.
De NetWare 4.x of 5.x binderycontext instellen
U kunt slechts één directorystructuur verbinden met de DocuColor
2006. Indien u meerdere NetWare 4.x- of 5.x-servers wilt aansluiten,
dient u gebruik te maken van bindery-emulatie, waardoor de NetWare
4.x- of 5.x-server zich zal gedragen als en geaccepteerd wordt als een
NetWare 3.x-server.
Tip:
Maximaal acht binderyservers, in native 3.x, 4.x of 5.x emulatiemode
kunnen verbonden worden met de DocuColor 2006.
Om de NetWare 4.x- of 5.x-server in bindery-emulatiemode in te
stellen voor afdrukken op de DocuColor 2006, dient de
systeembeheerder:
•
Het Directory Services-pad naar de container bepalen waarin de
printerserver en de printerwachtrij voor de DocuColor 2006
worden gemaakt. De container specificeert de binderycontext
voor de netwerkstructuur.
•
Het netwerkopstartbestand bewerken voor het instellen van de
binderycontext.
•
De nieuwe binderycontext activeren.
8–6
De geselecteerde fileserver moet zich in een andere
boomstructuur bevinden dan de server geselecteerd in NDS-
instelling.
Xerox DocuColor 2006