BINNENVERLICHTING
1
2
A
Binnenlicht A of B
Met schakelaar 2 of 5, kunt u kiezen
voor:
- een constant brandende verlich-
ting;
- een verlichting die gaat branden
als een van de portieren wordt ge-
opend, Deze dooft als de betreffen-
de portieren goed gesloten zijn en
na enige tijd;
- het onmiddellijk uitgaan.
3.24
3
Leesspots
Voor in de auto drukt u op schake-
laar 1 voor de bestuurder, en op 3
voor de passagier.
Achter in de auto drukt u op schake-
laar 4 of 6.
B
6
5
4
7
Portierverlichting
Elk lampje 7 gaat branden bij het
openen van het portier.
Het ontgrendelen en het openen
van de portieren en de achter-
klep zorgen voor het tijdelijk
branden van de binnenlichten en
de vloerlichten.