Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

Monteer op alle vier de wielen dezelfde banden
(zelfde merk en profieldiepte) voor meer veiligheid
tijdens het rijden en remmen en voor een betere
bestuurbaarheid.
Keer de draairichting van de banden niet om.
BELANGRIJK
Bij winterbanden met de indicatie "Q"
mag niet sneller worden gereden dan
160 km/h, de geldende snelheidsbeperkingen
overeenkomstig de nationale
wegenverkeerswetgeving moeten echter altijd
worden gerespecteerd.

SNEEUWKETTINGEN

Het gebruik van sneeuwkettingen is afhankelijk van
de voorschriften van het land waar wordt gereden.
De sneeuwkettingen mogen alleen op de voorwielen
gemonteerd worden (aangedreven wielen).
Controleer na enkele tientallen meters rijden of de
kettingen nog goed gespannen zijn.
BELANGRIJK Op het noodreservewiel kan geen
sneeuwketting worden gemonteerd. Als u een lekke
voorband hebt, kunt u het reservewiel op de
achteras plaatsen en het achterwiel op de vooras. Zo
hebt u op de vooras twee normale wielen waarop u
sneeuwkettingen kunt monteren.
Beperk de snelheid als u sneeuwkettingen
gebruikt; rijd niet harder dan 50 km/h.
Vermijd kuilen, stoepranden en andere
obstakels en rijd, om de auto en het wegdek niet
te beschadigen, geen lange stukken op
sneeuwvrije wegen.
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
113

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave