Download Print deze pagina

Monstername Van Substitutievloeistof - B.Braun Dialog iQ Gebruiksaanwijzing

Sw 1.04 series

Advertenties

HDF online/HF online
8.3

Monstername van substitutievloeistof

Deze sectie beschrijft de bemonstering van substitutievloeistof voor kwalifi-
catie en bacteriologische controle van HDF-apparaten. Voor monsterafname
van dialysaatvloeistof, zie sectie 5.13 Monstername van dialysaatvloeistof
(126).
In het algemeen moet de bemonstering onder de strengste aseptische
omstandigheden en volgens de instructies of richtlijnen van de verantwoorde-
lijke organisatie worden uitgevoerd. Na elk onderhoud of elke reparatie van
het vloeistofcircuit van de machine moeten monsters afgenomen worden als
ook regelmatig met de door de verantwoordelijke organisatie vastgestelde
frequentie. Daar regelmatig hoeveelheden van meer dan 100 ml vereist zijn,
moeten deze niet worden genomen tijdens behandeling maar in de voorberei-
dingsfase.
Instrumenten en materialen
Persoonlijke beschermingsuitrusting (PPE), bijvoorbeeld medisch schort
en handschoenen
Isopropylalcohol, bijvoorbeeld Meliseptol
Monstercontainer
Voorbereiding van de Monstername van Vloeistof
1.
Zorg ervoor dat de PPE wordt gedragen.
2.
Verwijder de dop van de monsterafname-aansluiting.
De monsterafname-aansluiting is de infuuslijn op de arteriële bloedlijn, die
zich tussen de HCT-sensor en de bloedpomp bevindt.
3.
Desinfecteer de monsterafname-verbinding met isopropylalcohol.
Monstername van substitutievloeistof
1.
Start machine en selecteer HDF programma.
2.
Primen wordt gestart.
De machine start met aftellen van het primingvolume.
3.
Wacht totdat het resterende priming-volume tot 0 is terug geteld
(beeldscherm: "--- ml").
4.
Zorg ervoor dat de monsterafname-aansluiting droog is voordat u het
monster neemt.
5.
Bevestig de monstertankr aan de monsterafname-aansluiting.
6.
Open de klem op de infuuslijn van de arteriële bloedlijn.
7.
Bloedpomp starten (geen bypass).
8.
Stel de substitutiesnelheid in op 200 ml/min.
Monstercontainer wordt gevuld met substitutievloeistof.
9.
Stop de bloedpomp wanneer de vereiste hoeveelheid is bereikt.
10. Sluit de klem op de infuuslijn van de arteriële bloedlijn en maak de
monstertank los.
11. Plaats de dop terug op de monsterafname-aansluiting.
Zorg ervoor dat na gebruik de monsterafname-aansluiting niet lekt.
12. Ga door met het primen of voer eindcontroles uit (zie sectie 5.14
Definitieve controles (130)) voordat de patiënt aangekoppeld wordt voor
behandeling.
IFU 38910517NL / Rev. 1.04.01 / 04.2020
Dialog iQ
8
209

Advertenties

loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

710401 series710402 series710407 series710408 series