Figuur 53
1. Te lage bandenspanning
Figuur 54 toont een voorbeeld van slijtage aan een band
veroorzaakt door een te hoge bandenspanning.
Figuur 54
1. Te hoge bandenspanning
Uitlijning van de voorwielen
controleren
Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren/Jaarlijks
(houd hierbij de kortste periode aan)
1. Zorg ervoor dat de banden recht naar voren wijzen.
2. Meet de afstand hart-tot-hart van het toespoor (ter
hoogte van de assen) aan de voorzijde en de achterzijde
van de stuurwielen (Figuur 55). De afstand moet aan
de voorzijde van het wiel tussen 0 ± 3 mm groter zijn
dan aan de achterzijde van de band. Draai het wiel 90°
en voer de meting opnieuw uit.
Belangrijk: Controleer de afstand op consistente
locaties op het wiel. Het voertuig moet zich op
een horizontale ondergrond bevinden en de wielen
moeten recht naar voren wijzen.
1. Voorzijde van voertuig
2. 0 ± 3 mm van voorzijde tot
achterzijde van band
3. U past de hart-tot-hart afstand als volgt aan:
A. Draai de contramoer in het midden van de
trekstang los (Figuur 56).
1. Trekstangen
B. Draai de trekstang rond om de voorkant van
het wiel naar binnen of naar buiten te bewegen
voor de hart-tot-hart afstanden van voren naar
achteren.
C. Draai de contramoer van de trekstang weer vast
als de afstelling correct is.
D. Controleer de afstand om er zeker van te zijn dat
de wielen in gelijke mate naar rechts en naar links
draaien. Als dit niet het geval is, raadpleeg dan
de Onderhoudshandleiding van de Workman voor de
afstellingsprocedure.
47
Figuur 55
3. Afstand hart-tot-hart
Figuur 56
2. Contramoeren