4. Plaats de vuldoppen terug en sluit een acculader van
3-4 A aan op de accupolen. Laad de accu op gedurende
4 tot 8 uur bij 3-4 A.
WAARSCHUWING
Bij het opladen produceert de accu gassen die
tot ontploffing kunnen komen.
Rook nooit in de buurt van de accu en zorg
ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij
de accu komen.
5. Als de accu is opgeladen, haalt u de acculader uit het
stopcontact en maakt u deze los van de accupolen
(Figuur 6).
Figuur 6
1. Accu
6. Verwijder de vuldoppen. Giet langzaam accuzuur in
elke cel totdat het peil net boven de vulring komt.
Plaats de vuldoppen terug.
Belangrijk: Laat de accu niet te vol worden. Er
zal dan accuzuur naar buiten stromen over andere
delen van het voertuig. Dit kan ernstige corrosie
en beschadiging veroorzaken.
7. Plaats de accu zo in de accubehuizing dat de accupolen
naar de buitenkant van het voertuig gericht zijn.
8. Bevestig de pluskabel (rood) aan de klem van pluspool
(+) van de accu en de minkabel (zwart) aan de klem
van minpool (-) van de accu met behulp van de bouten
en moeren. Schuif het rubberen stofkapje over de
pluspool om eventuele kortsluiting te voorkomen.
WAARSCHUWING
Als accukabels verkeerd worden verbonden,
kan dit schade aan de machine en de kabels
tot gevolg hebben en vonken veroorzaken.
Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing
komen en lichamelijk letsel veroorzaken.
• Maak altijd de minkabel (zwart) van de
accu los voordat u de pluskabel (rood)
losmaakt.
• Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu
aan.
9. Plaats het accudeksel op de accubehuizing.
4
Vloeistofpeil controleren
Geen onderdelen vereist
Procedure
1. Controleer het peil van de motorolie voor en na de
eerste startbeurt van de motor; zie Het motoroliepeil
controleren (bladz. 20).
2. Controleer het transaxle/hydraulische vloeistofpeil
voordat u de motor de eerste keer start; zie Peil
transaxle-olie/hydraulische vloeistof controleren
(bladz. 23).
3. Controleer het remvloeistofpeil voordat de motor
de eerste keer wordt gestart; zie Remvloeistofpeil
controleren (bladz. 25).
15