WAARSCHUWING
Hydraulische vloeistof die onder druk
ontsnapt, kan door de huid heen dringen en
letsel veroorzaken.
• Controleer of alle hydraulische slangen
en leidingen in goede staat verkeren
en alle hydraulische aansluitingen en
verbindingsstukken stevig vastzitten
voordat u het hydraulische systeem onder
druk zet.
• Houd lichaam en handen uit de buurt van
kleine lekgaten of spuitmonden waaruit
onder hoge druk hydraulische vloeistof
ontsnapt.
• U kunt lekken in het hydraulische systeem
opsporen met behulp van karton of papier.
• Hef alle druk in het hydraulische
systeem op veilige wijze op, voordat u
werkzaamheden gaat verrichten aan het
hydraulische systeem.
• Waarschuw onmiddellijk een arts als er
hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de
huid.
Oliepeil voordifferentieel con-
troleren (uitsluitend modellen
met vierwielaandrijving)
Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren/Maandelijks
(houd hierbij de kortste periode aan)
Het differentieel is gevuld met Mobil 424 hydraulische olie.
1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak.
2. Reinig de omgeving van de vul-/controleplug op de
zijkant van het differentieel (Figuur 20).
Figuur 20
1. Vul-/controleplug
2. Aftapplug
3. Verwijder de vul-/controleplug en controleer het
oliepeil. Het oliepeil moet tot aan de opening staan.
Als het vloeistofpeil te laag is, moet u bijvullen met
Mobil 424 hydraulische olie.
4. Monteer de vul-/controleplug.
Torsie van wielmoeren
controleren
Onderhoudsinterval: Na de eerste 2 bedrijfsuren
Na de eerste 10 bedrijfsuren
Om de 200 bedrijfsuren
WAARSCHUWING
Indien de wielmoeren niet steeds zijn aangedraaid
met de correcte torsie, kan dit leiden tot defecten
of verlies van het wiel, waardoor lichamelijk letsel
kan worden veroorzaakt.
De torsie van de moeren van de voorwielen en
achterwielen moet 109 tot 122 Nm bedragen. Haal
de moeren aan na 1 tot 4 bedrijfsuren en nog eens
na 10 bedrijfsuren. Haal de moeren daarna om de
200 bedrijfsuur aan.
Bandenspanning controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
De luchtdruk in de voorbanden is 220 kPa en in de
achterbanden 124 kPa.
Controleer de bandenspanning regelmatig. Als de banden niet
op de juiste spanning zijn, zullen deze vroegtijdig slijten.
Figuur 21 toont een voorbeeld van slijtage aan een band
veroorzaakt door een te lage bandenspanning.
1. Te lage bandenspanning
Figuur 22 toont een voorbeeld van slijtage aan een band
veroorzaakt door een te hoge bandenspanning.
24
Figuur 21