3. Als het oliepeil te laag is, moet u de vuldop (Figuur
15) losmaken van het klepdeksel en voldoende olie
bijvullen totdat het peil de Vol-markering op de
peilstok bereikt.
Figuur 15
1. Dop van vulbuis
4. Plaats de peilstok weer stevig op zijn plaats.
Brandstof bijvullen
Gebruik uitsluitend schone, verse dieselbrandstof of
biodieselbrandstof met een laag (<500 ppm) of ultralaag
(<15 ppm) zwavelgehalte. Het cetaangetal moet minimaal 40
zijn. Koop brandstof in hoeveelheden die binnen 180 dagen
kunnen worden gebruikt zodat u verzekerd bent van verse
brandstof.
Inhoud brandstoftank: 22 l.
Gebruik zomerdieselbrandstof (nr. 2-D) bij temperaturen
boven -7 °C en winterdieselbrandstof (nr. 1-D of nr.
1-D/2-D-mengsel) bij temperaturen beneden -7 °C. Gebruik
van winterdieselbrandstof bij lage temperaturen biedt een
lager vlampunt en een lager stolpunt. Dit vergemakkelijkt het
starten en vermindert de kans dat de filters verstopt raken.
Gebruik van zomerdieselbrandstof bij temperaturen boven
-7 °C zal bijdragen aan een langere levensduur van de pomp
dan bij gebruik van winterdieselbrandstof.
Belangrijk: Gebruik geen kerosine of benzine in plaats
van dieselbrandstof. Als u deze waarschuwing niet in
acht neemt, kan dit leiden tot beschadiging van de
motor.
WAARSCHUWING
Brandstof is schadelijk of dodelijk bij inname.
Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot
ernstig letsel en ziekte.
• Voorkom dat u dampen lange tijd inademt.
• Houd uw gezicht uit de buurt van de vulpijp
en de opening van de tank of een blik met
conditioner.
• Houd brandstof uit de buurt van ogen en huid.
GEVAAR
In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof
en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en
explosief. Brand of explosie van brandstof kan
brandwonden of materiële schade veroorzaken.
• Controleer voordat u de dop van de brandstoftank
verwijdert of het voertuig op een horizontaal vlak
is geplaatst. Open de dop van de brandstoftank
langzaam.
• Gebruik een trechter of tuit; brandstof
uitsluitend in de open lucht bij een afgezette
of koude motor bijvullen. Eventueel gemorste
brandstof opnemen.
• Vul de brandstoftank niet helemaal. Vul de
brandstoftank tot 25 mm vanaf de onderkant van
de vulbuis. Dit geeft de brandstof in de tank
ruimte om uit te zetten.
• Rook nooit wanneer u met brandstof bezig bent
en houd de brandstof weg van open vlammen
of vonken.
• Bewaar de brandstof in schone, veilige en
goedgekeurde containers en zorg ervoor dat de
dop op zijn plaats blijft.
Biodieselklaar
Deze machine kan ook gebruik maken van een dieselmengsel
tot maximaal B20 (20% biodiesel, 80% petrodiesel). Het deel
petrodiesel moet een laag of ultralaag zwavelgehalte hebben.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
•
Her deel biodiesel van de brandstof moet voldoen aan de
specificatie ASTM D6751 of EN 14214.
•
Het dieselmengsel moet beantwoorden aan ASTM D975
of EN 590.
•
Gelakte oppervlakken kunnen worden beschadigd door
biodiesel.
•
Gebruik bij koud weer B5 (biodieselinhoud 5%) of
mengsels met een lager percentage.
•
Controleer afdichtingen, slangen en pakkingen, die in
contact met brandstof komen, omdat zij in de loop der
tijd hierdoor kunnen worden aangetast.
21