Procedures
voorafgaande aan
onderhoud
Bij een groot aantal van de onderhoudswerkzaamheden die in
dit hoofdstuk worden besproken, dient de laadbak opgeheven
of neergelaten te worden. De volgende voorzorgsmaatregelen
moeten in acht worden genomen om ernstig lichamelijk of
zelfs dodelijk letsel te voorkomen.
WAARSCHUWING
Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan het
voertuig verricht of deze afstelt, moet u de
motor afzetten, de parkeerrem in werking stellen
en het sleuteltje uit het contact verwijderen.
Verwijder eventueel geladen materiaal uit de
laadbak of andere werktuigen voordat u gaat
werken onder een opgeheven laadbak. Werk nooit
onder een opgeheven laadbak zonder dat u de
laadbakbeveiliging hebt geplaatst op de volledig
uitgetrokken cilinderstang.
De laadbakbeveiliging
gebruiken
Belangrijk: Monteer of verwijder de laadbakbeveiliging
altijd terwijl u zich buiten de laadbak bevindt.
1. Breng de laadbak omhoog totdat de hefcilinders hun
uiterste positie hebben bereikt.
2. Verwijder de laadbakbeveiliging van de opberghaken
op de achterkant van het paneel van de rolbeugel
(Figuur 30).
Figuur 30
1. Laadbakbeveiliging
3. Druk de laadbakbeveiliging op de cilinderstang, waarbij
u ervoor moet zorgen dat de beide uiteinden van
de laadbakbeveiliging rusten op het uiteinde van de
cilinderbus en het uiteinde van de cilinderstang (Figuur
31).
1. Laadbakbeveiliging
2. Cilinderbus
4. Als dit klaar is, verwijdert u de laadbakbeveiliging
van de cilinder en plaatst u deze in de beugels aan de
achterzijde van het paneel van de rolbeugel.
VOORZICHTIG
Probeer nooit de laadbak neer te laten met de
laadbakbeveiliging op de cilinder.
De volledige laadbak
verwijderen
1. Start de motor. Laat de laadbak met behulp van de
hydraulische hefhendel zakken totdat de cilinders los
in de sleuven zitten. Laat de hefhendel los en zet de
motor af.
2. Verwijder de lynchpennen van de uiteinden van de
gaffelpennen van de cilinderstang (Figuur 32).
36
Figuur 31
3. Laadbak