2. Schakel de aftakas en het hydraulische systeem (indien
aanwezig) uit en zet de gashendel (indien aanwezig)
in de stand Uit.
3. Zet de schakelhendel in de neutraalstand en trap het
koppelingspedaal in.
4. Controleer of de hydraulische hefhendel in de middelste
stand staat.
5. Raak met uw voet het gaspedaal niet aan.
6. Draai het contactsleuteltje naar de stand Aan. Als het
indicatielampje van de gloeibougies gaat branden, is de
motor klaar om te starten.
7. Draai het contactsleuteltje naar de stand Start. Laat het
sleuteltje direct los als de motor start en laat dit weer
terugkeren naar de stand Lopen.
Opmerking: Het indicatielampje van de gloeibougies zal
15 seconden langer branden wanneer de schakelaar wordt
teruggedraaid naar de stand Lopen.
Opmerking: Laat de startmotor per startpoging niet langer
dan 10 seconden draaien omdat de startmotor hierdoor
vroegtijdig defect kan raken. Als de motor na 10 seconden
niet wil starten, moet u het sleuteltje naar de stand Uit draaien.
Controleer de bedieningsorganen en de startprocedure, wacht
nog eens 10 seconden en probeer daarna opnieuw te starten.
Het voertuig besturen
1. Zet de parkeerrem vrij.
2. Druk het koppelingspedaal volledig in.
3. Zet de schakelhendel in de eerste versnelling.
4. Laat het koppelingspedaal langzaam opkomen, terwijl
u het gaspedaal intrapt.
5. Wanneer het voertuig voldoende snelheid heeft, haalt u
uw voet van het gaspedaal, trapt u het koppelingspedaal
volledig in, zet u de schakelhendel in de volgende
versnelling en laat u het koppelingspedaal omhoog
komen, terwijl u het gaspedaal intrapt. Herhaal deze
stappen tot u de juiste snelheid heeft bereikt.
Belangrijk: Stop het voertuig voordat u van een
versnelling achteruit naar een versnelling vooruit
schakelt, of andersom.
Opmerking: Laat de motor niet lange tijd stationair
draaien.
Gebruik onderstaande tabel om de rijsnelheid van
het voertuig te bepalen bij een motortoerental van
3600 tpm.
Overbren-
Bereik
ging
1
L
2
L
3
L
Verhou-
Snelheid
Snelheid
ding
(km/u)
(mijl/u)
82,83 : 1
4,7
2,9
54,52 : 1
7,2
4,5
31,56 : 1
12,5
7,7
Overbren-
Bereik
ging
1
H
2
H
3
H
Achteruit
L
Achteruit
H
Belangrijk: Probeer de motor niet te starten
door het voertuig aan te duwen of te slepen. De
aandrijflijn kan hierdoor schade oplopen.
Het voertuig tot stilstand
brengen
Om het voertuig tot stilstand te brengen, haalt u uw voet van
het gaspedaal, trapt u het koppelingspedaal in en trapt u het
rempedaal in.
Motor afzetten
Om de motor af te zetten, draait u het contactsleuteltje naar
de stand Uit en stelt u de parkeerrem in werking. Verwijder
het sleuteltje uit het contact om te voorkomen dat de motor
per ongeluk start.
Nieuw voertuig inrijden
Uw Workman is klaar voor gebruik. Om ervoor te zorgen dat
het voertuig goede prestaties levert en een lange levensduur
heeft, moet u de eerste 100 bedrijfsuren de volgende
richtlijnen in acht nemen.
•
Controleer regelmatig het peil van de vloeistoffen en
de motorolie en let op tekenen die erop wijzen dat een
onderdeel van het voertuig oververhit raakt.
•
Na een koude start moet u de motor ongeveer
15 seconden warm laten worden, voordat u het voertuig
in de versnelling zet.
•
Laat de motor niet 'razen'.
•
Om ervoor te zorgen dat het remsysteem optimaal
functioneert, moet u de remmen gebruiksklaar maken
(inrijden) voordat u het voertuig gaat gebruiken. Om de
remmen in te rijden, laat u het voertuig op volle snelheid
rijden, daarna remt u om het voertuig snel te laten
stoppen zonder de wielen te blokkeren. Herhaal dit 10
keer en wacht steeds 1 minuut voordat u opnieuw remt
om te voorkomen dat de remmen oververhit raken. Dit is
het meest effectief als het voertuig is beladen met 454 kg.
•
Varieer de snelheid van het voertuig tijdens het gebruik.
Laat de motor niet langdurig stationair draaien. Vermijd
snel starten en stoppen.
26
Verhou-
Snelheid
Snelheid
ding
(km/u)
(mijl/u)
32,31 : 1
12,2
7,6
21,27 : 1
18,5
11,5
12,31 : 1
31,9
19,8
86,94 : 1
4,5
2,8
33,91 : 1
11,6
7,1