Radar
Radaroverlay en uitlijning van kaartgegevens
Wanneer u de radaroverlay gebruikt, lijnt de kaartplotter de radargegevens op basis van de voorliggende koers van het
schip uit op de kaartgegevens. De koers wordt standaard bepaald door middel van de gegevens van een mechanische
koerssensor die is aangesloten op een NMEA 0183- of een NMEA 2000-netwerk. Als er geen koerssensor beschikbaar
is, wordt de koers van het schip bepaald aan de hand van de GPS-koersgegevens.
De GPS-koersgegevens geven de richting aan waarin het schip vaart, en niet de richting waarnaar het schip wijst. Als het
schip vanwege de stroming of de wind naar achteren of zijwaarts drijft, ligt de radaroverlay waarschijnlijk niet volledig
op één lijn met de kaartgegevens. Dit kan worden vermeden door de gegevens over de voorliggende koers van een
elektronisch kompas te gebruiken.
Als de voorliggende koers van het schip wordt bepaald op basis van de gegevens van een magnetische koerssensor
of aan automatische stuurinrichting, kunnen de gegevens over de voorliggende koers onnauwkeurig zijn vanwege
een verkeerde instelling, mechanisch defect, magnetische storing of andere factoren. In dat geval ligt de radaroverlay
waarschijnlijk niet precies op één lijn met de kaartgegevens.
De radaroverlay weergeven
De gegevens die door de radaroverlay worden weergegeven, zijn gebaseerd op de laatst gebruikte radarmodus.
Selecteer in het startscherm radar > radaroverlay.
Het radarbeeld wordt weergegeven in oranje en op de zeekaart geprojecteerd.
In- en uitzoomen op de radaroverlay
Als u zoomt terwijl u de kaart schuift, heeft dit alleen invloed op de zoomschaal van de kaart. Het radarbereik blijft
gelijk. Als u zoomt terwijl de kaart op de boot is vergrendeld (niet schuift) heeft dit invloed op de zoomschaal van de
kaart en het radarbereik.
Gebruik de knoppen
en
Het radarbeeld optimaliseren
U kunt het radarbeeld voor iedere radarmodus optimaliseren.
1. Selecteer radar in het startscherm.
2. Selecteer Kruisvaart, Haven, Buitengaats of Wachtpost.
3. Selecteer een radarbereik (pagina 62).
4. De standaardwaarde van de ingestelde versterking herstellen (pagina 63).
5. De standaardwaarde van de ingestelde zeeruis herstellen (pagina 64).
6. De standaardwaarde van de ingestelde regenruis herstellen (pagina 65).
7. De standaardwaarde van de FTC-instelling herstellen (pagina 65).
8. De standaardwaarde van de radarstoring herstellen (pagina 66).
9. De instelling voor versterking handmatig aanpassen (pagina 64).
10. De instelling voor zeeruis handmatig aanpassen (pagina 65).
11. De instellingen voor regenruis en FTC handmatig aanpassen (pagina 65).
Info over het bereik van radarsignalen
Het bereik van het radarsignaal geeft de lengte van het impulssignaal aan dat door de radar wordt verzonden en
ontvangen. Als het bereik groter wordt, zendt de radar langere pulsen uit om verre objecten te kunnen bereiken.
Objecten die dichterbij zijn, zoals vooral regen en golven, weerkaatsen ook de langere pulsen en dat geeft ruis op het
radarscherm. Als informatie over objecten die zich verder weg bevinden op het scherm wordt weergegeven, is er minder
ruimte op het scherm beschikbaar voor het weergeven van informatie over objecten die zich dichterbij bevinden.
62
om uit en in te zoomen.
GPSMAP 700-serie - gebruikershandleiding