Het scherm instellen
Het geluid instellen
U kunt instellen wanneer de kaartplotter hoorbare signalen afgeeft.
1. Selecteer in het startscherm Configureer > Systeem > Pieper/scherm > Pieper.
2. Voer een van onderstaande handelingen uit:
• Selecteer Alleen alarmen om de kaartplotter alleen een alarmsignaal te laten weergeven wanneer de alarmen
worden geactiveerd (standaardinstelling).
• Selecteer Aan (aanr. en alarmen) om de kaartplotter een alarmsignaal te laten weergeven wanneer het scherm
wordt aangeraakt en wanneer de alarmen worden geactiveerd.
De taal instellen
U kunt kiezen welke taal wordt weergegeven op de kaartplotter.
1. Selecteer in het startscherm Configureer > Systeem > Taal.
2. Selecteer een taal.
Navigatievoorkeuren
Route-instellingen
Een labeltype selecteren voor een route
U kunt selecteren welk type labels wordt weergegeven voor koerswijzigingen op de kaart.
1. Selecteer in het startscherm Configureer > Navigatie > routelabels.
2. Voer een van onderstaande handelingen uit:
• Selecteer Naam weergeven om koerswijzigingen aan te duiden aan de hand van waypointnamen.
• Select Toon cijfer om koerswijzigingen aan te duiden aan de hand van nummers, zoals Koerswijziging 1 en
Koerswijziging 2.
Koerswijzigingovergangen instellen
U kunt instellen hoe ver of hoe lang vóór een koerswijziging in een route u overgaat op het volgende routedeel. Door
deze waarde te verhogen, kunt u de nauwkeurigheid van de stuurautomaat bij het navigeren van een route of het volgen
van een automatische begeleidingslijn vergroten bij veel wendingen en bij hoge snelheden. Voor rechtere routes en
lagere snelheden kan het verlagen van deze waarde de nauwkeurigheid van de stuurautomaat vergroten.
1. Selecteer in het startscherm Configureer > Navigatie > Koerswijziging activeren.
2. Voer een van onderstaande handelingen uit:
• Selecteer Tijd > Tijd krs.wijz.overgang en voer de tijd in.
• Selecteer Afstand > Afstand tot en voer de afstand in.
3. Selecteer OK.
Bronnen voor snelheidsgegevens instellen
U kunt de bron bepalen van de snelheidsgegevens op basis waarvan de ware windsnelheid of het brandstofverbruik
wordt berekend. De watersnelheid is de door een water-snelheidsensor gemeten snelheidmeting; de GPS-snelheid wordt
berekend op basis van uw GPS-positie.
1. Selecteer in het startscherm Configueer > Systeem > Snelheidsbronnen.
2. Voer een van onderstaande handelingen uit:
• Selecteer Wind en geef aan of de berekende windsnelheidsgegevens afkomstig zijn van een
watersnelheidsensor, gebaseerd zijn op de gPS-snelheid, of dat de kaartplotter automatisch een
snelheidsgegevensbron selecteert.
• Selecteer Brandstofverbruik en geef aan of de snelheidsgegevens op basis waarvan het brandstofverbruik
wordt berekend, afkomstig zijn van een watersnelheidsensor of gebaseerd zijn op de gPS-snelheid.
Configuraties van automatische begeleidingslijnen
U kunt de parameters instellen die door de kaartplotter worden gebruikt bij het berekenen van een automatische
begeleidingslijn.
OPMerKINg: Autobegeleiding is beschikbaar bij gebruik van een voorgeprogrammeerde BlueChart g2 Vision-
gegevenskaart.
GPSMAP 700-serie - gebruikershandleiding
Het toestel instellen
45