Samenvatting van Inhoud voor Garmin GPSMAP 700 Series
Pagina 1
GPSMAP 700-serie ® gebruikershandleiding...
Pagina 2
Informatie in dit document kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. Garmin behoudt zich het recht voor om haar producten te wijzigen of verbeteren en om wijzigingen aan te brengen in de inhoud zonder de verplichting personen of organisaties over dergelijke wijzigingen of verbeteringen te informeren.
Inleiding Inleiding WAARSCHUWING Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke informatie. In deze handleiding vindt u informatie over de volgende producten: • GPSMAP 720/720s ® • GPSMAP 740/740s • GPSMAP 750/750s Tips en snelkoppelingen •...
Aan de slag Aan de slag Voor- en achterpanelen ➊ ➋ ➌ Vooraanzicht GPSMAP 700-serie ➊ Aan-uitknop ➋ Sensor voor automatische schermverlichting ➌ SD-kaartuitsparing ➋ ➌ ➊ ➍ Achteraanzicht GPSMAP 700-serie ➊ NMEA 2000-aansluiting ➋ Radarpoort ➌ Voedings-/gegevensaansluiting ➍ Aansluiting voor externe GPS-antenne De kaartplotter inschakelen Druk kort op de aan-uitknop.
Als u een lege SD-geheugenkaart in het toestel plaatst, kunt u gegevens, zoals de waypoints, routes en sporen, overzetten naar een andere, compatibele Garmin-kaartplotter of een computer (pagina 58).
Systeeminformatie weergeven U kunt de softwareversie, de basiskaartversie, aanvullende kaartinformatie (indien beschikbaar), de softwareversie van de optionele Garmin-radar (indien beschikbaar) en de toestel-ID weergeven. U kunt deze gegevens nodig hebben om de systeemsoftware bij te werken of aanvullende kaartgegevens aan te schaffen.
Weergave van kaarten en 3D-kaarten Weergave van kaarten en 3D-kaarten Alle kaartplotters uit de GPSMAP 700-serie zijn voorzien van een eenvoudige basiskaart. De onderstaande weergaven van kaarten en 3D-kaarten zijn beschikbaar op de kaartplotter. OPMERKING: de kaarten Viskaart, Mariner’s Eye 3D en Fish Eye 3D vindt u op een vooraf geprogrammeerde BlueChart g2 Vision-gegevenskaart (pagina 17).
Weergave van kaarten en 3D-kaarten Kaartsymbolen Op de BlueChart g2- en BlueChart g2 Vision-kaart worden bepaalde aspecten conform de Amerikaanse en internationale normen met grafische symbolen aangegeven. Hieronder ziet u enkele andere algemene symbolen die u kunt tegenkomen. Pictogram Beschrijving Pictogram Beschrijving Pictogram Beschrijving Stromingenstation...
Weergave van kaarten en 3D-kaarten De navigatie- of viskaart verschuiven U kunt van uw huidige positie naar andere gebieden op de navigatie- of viskaart verschuiven. OPMERKING: de viskaart staat op een voorgeprogrammeerde gegevenskaart van BlueChart g2 Vision. 1. Selecteer Kaarten in het startscherm.
Weergave van kaarten en 3D-kaarten 4. Voer een actie uit: Herzie • Selecteer om de details van objecten in de buurt van de cursor weer te geven. (Herzie wordt niet weergegeven als de cursor niet vlak bij een object staat. Staat de cursor in de buurt van één object, dan wordt de naam van dat object weergegeven.) •...
Pagina 12
Weergave van kaarten en 3D-kaarten 4. Voer een actie uit: • Selecteer de knop met de stationsnaam. Herzie • Selecteer als er meerdere objecten in de buurt staan en selecteer vervolgens de knop met de stationsnaam. Uitvoerige informatie van getijdenstation Getijdeniveau Pijl voor getijdenrichting...
Weergave van kaarten en 3D-kaarten Weergave van de navigatiekaart De oriëntatie van de kaart wijzigen U kunt het perspectief van de kaart op de navigatiekaart of viskaart instellen. OPMERKING: de viskaart staat op een voorgeprogrammeerde gegevenskaart van BlueChart g2 Vision. 1.
Pagina 14
Weergave van kaarten en 3D-kaarten De koerslijn weergeven en configureren De koerslijn is een lijn op de kaart vanaf de boeg van de boot in de richting van de koers die de boot gaat varen. U kunt de weergave van de koerslijn voor de navigatiekaart en de viskaart instellen. OPMERKING: de viskaart staat op een voorgeprogrammeerde gegevenskaart van BlueChart g2 Vision.
Pagina 15
Weergave van kaarten en 3D-kaarten De arcering van de diepte instellen U kunt de weergave van de arcering van de diepte op de navigatiekaart aanpassen. OPMERKING: de viskaart staat op een voorgeprogrammeerde gegevenskaart van BlueChart g2 Vision. 1. Selecteer in het startscherm Kaarten >...
Weergave van kaarten en 3D-kaarten Kompasroos weergeven en configureren Op de navigatiekaart of de viskaart kunt u een kompasroos rond uw boot weergeven en daarmee de kompasrichting aangeven. De ware of schijnbare windrichting wordt weergegeven als de kaartplotter is aangesloten op een compatibele maritieme windsensor. OPMERKING: de viskaart staat op een voorgeprogrammeerde gegevenskaart van BlueChart g2 Vision.
Pagina 17
Weergave van kaarten en 3D-kaarten AIS-doel volgen Gevaarlijk AIS- doel weggevallen AIS-schip Dichtstbijzijnde punt en tijd voor Gevaarlijk benadering van AIS-doel gevaarlijk object Weggevallen AIS-doel AIS-doelen volgen op de navigatiekaart Symbolen van AIS-doelen Symbool Beschrijving AIS-schip. Het schip geeft AIS-informatie. De richting waarin het driehoekje wijst, geeft de richting aan waarin het AIS-schip vaart.
Weergave van kaarten en 3D-kaarten Wanneer er door een geactiveerd AIS-doel informatie over de koers over de grond, de voorliggende koers of de richting van de koerswijziging wordt aangeleverd, wordt de geprojecteerde koers van het object berekend op basis van de informatie over de koers over de grond en de richting van de koerswijziging. De richting waarin het object draait, die eveneens is gebaseerd op de informatie over de richting van de koerswijziging, wordt aangegeven door de richting van de pijlpunt aan het einde van de koerslijn.
Pagina 19
Weergave van kaarten en 3D-kaarten 4. Voer een actie uit: Bereik AIS-weergave • Selecteer en geef de afstand op ten opzichte van uw locatie waarbinnen AIS-schepen zichtbaar moeten zijn. Selecteer de gewenste afstand of kies Toon alles. • Selecteer Details >...
Weergave van kaarten en 3D-kaarten Tijd tot 4. Selecteer om een alarm af te laten gaan als AIS vaststelt dat een vaartuig of object de veilige zone binnen het vooraf ingestelde tijdinterval zal doorkruisen (van 1 tot 24 minuten). 5. Selecteer een tijd. Een lijst met AIS-doelen weergeven OPMERKING: de pictogrammen voor de viskaart en Mariner’s Eye 3D staan op een voorgeprogrammeerde gegevenskaart van BlueChart g2 Vision.
Weergave van kaarten en 3D-kaarten Een corridorbreedte selecteren U kunt de breedte van de navigatiecorridor in 3D-perspectief of Mariner’s Eye 3D aangeven. OPMERKING: de kaart Mariner’s Eye 3D staat op een voorgeprogrammeerde gegevenskaart van BlueChart g2 Vision. 1. Selecteer Kaarten in het startscherm.
Weergave van kaarten en 3D-kaarten U kunt geen BlueChart g2 Vision-gegevens van de gegevenskaart als back-up naar uw computer overzetten of op uw computer bekijken. U kunt de gegevenskaart alleen gebruiken bij Garmin GPS- toestellen of Garmin HomePorts die compatibel zijn met BlueChart g2 Vision.
Weergave van kaarten en 3D-kaarten 2. Voer een actie uit: • Selecteer om ondiep water en land met behulp van een kleurenschaal weer te geven. Blauw geeft diep water aan, geel betekent ondiep water en rood staat voor zeer ondiep water. •...
Weergave van kaarten en 3D-kaarten Fish Eye 3D Aan de hand van de dieptecontouren van de BlueChart g2 Vision-kaarten geeft Fish Eye 3D een onderwaterweergave van de bodem van de zee of het meer. Zwevende doelen, zoals vissen, worden aangeduid met rode, groene en gele bollen. Rood verwijst hierbij naar de grootste objecten en groen naar de kleinste objecten.
Weergave van kaarten en 3D-kaarten Viskaart Navigatiekaart De viskaart maakt gebruik van gedetailleerde bathymetrische gegevens op een voorgeprogrammeerde gegevenskaart van BlueChart g2 Vision en is de meest geschikte kaart voor diepzeevissen. Weergave van de viskaart Waypoints gebruiken Zie “Waypoints” (pagina 29).
Weergave van kaarten en 3D-kaarten 2. Voer een actie uit: Land • Selecteer om standaardkaartinformatie over het water met voor het land overlappende foto’s weer te geven. • Selecteer Mengpercentage fotokaart om foto’s van zowel land als water bij de ingestelde doorzichtigheid weer te geven.
Weergave van kaarten en 3D-kaarten Bewegende indicaties voor getijden en stromingen U kunt de bewegende indicaties van het getijdenstation en de indicatoren voor de stromingen op de navigatiekaart of de viskaart weergeven. Dan moet de informatie over het getijdenstation en de stromingsrichting wel op de voorgeladen kaart of in de BlueChart g2 Vision-regio beschikbaar zijn.
Combinaties Combinaties Het combinatiescherm In het combinatiescherm kunt u meerdere schermen tegelijk weergeven. Het aantal beschikbare opties voor het combinatiescherm is afhankelijk van de extra toestellen die u op de kaartplotter hebt aangesloten en van het feit of u een optionele BlueChart g2 Vision-gegevenskaart gebruikt. Gegevensprojectie Het combinatiescherm instellen Een combinatie selecteren...
Pagina 29
Combinaties Als de cijfers op het combinatiescherm worden weergegeven, wordt de navigatiebijkaart tijdens de navigatie weergegeven. De kompaslijn kan voor iedere gegevensprojectie worden weergegeven of verborgen. Kompaslijn Navigatiebijkaart Gegevensvelden Combinatiescherm met gegevensprojectie Een gegevensvak in een combinatiescherm selecteren Combinaties 1. Selecteer de optie in het startscherm.
Combinaties 7. Voer een actie uit: Routedeelbalk • Selecteer > om de behouden snelheid voor het waypoint weer te geven tijdens de navigatie van een route met meer dan één routedeel. • Selecteer Volgende koerswijziging > Afstand om de volgende koerswijziging op basis van de afstand te bekijken.
Navigatie Navigatie Elementaire navigatievragen Vraag Antwoord Hoe kan ik ervoor zorgen dat de kaartplotter mij in de Navigeren met Ga naar. Zie “Een directe koers instellen richting wijst waarin ik wil gaan (peiling)? en volgen met behulp van Ga naar” (pagina 28).
Pagina 32
Navigatie 2. Voer een actie uit: Waypoints • Selecteer om een lijst met vooraf geladen locaties en eerder gemarkeerde locaties te bekijken (pagina 29). • Selecteer Routes om een lijst met eerder opgeslagen routes te bekijken (pagina 30). • Selecteer Sporen om een lijst met vastgelegde sporen te bekijken (pagina...
Navigatie Navigeer naar Begeleid naar. 2. Selecteer > 3. Controleer de koers, die met de magenta lijn voor Autobegeleiding is aangegeven. OPMERKING: als u de functie Autobegeleiding gebruikt, geeft een grijze lijn binnen de magenta lijn aan dat de functie Autobegeleiding een deel van de automatische begeleiding niet kan berekenen. Dit wordt veroorzaakt door de instellingen voor een veilige, vrije doorvaart bij een minimale waterdiepte en obstakelhoogte (pagina...
Navigatie 3. Tik met behulp van de cursor ( ) op een bestemming. Bestemming geselecteerd 4. Selecteer Navigeer naar > Route naar. 5. Tik op de locatie waar u de laatste koerswijziging in de richting van uw bestemming wilt maken ( Voeg koerswijziging toe.
Navigatie 2. Selecteer het beginpunt van de route. Begin- punt Voeg koerswijziging toe 3. Selecteer om het beginpunt van de route te markeren. 4. Tik op de locatie van de kaart waar u de volgende koerswijziging wilt aanbrengen. Voeg koerswijziging toe.
Navigatie Een waypoint op een opgeslagen route omzeilen U kunt vanaf elk willekeurig waypoint in de route beginnen met het langs een opgeslagen route navigeren. 1. Selecteer in het beginscherm Waarheen? > Routes. 2. Selecteer een route. 3. Selecteer Navigeer naar.
Navigatie De kleur van het actieve spoor instellen U kunt de kleur van het huidige spoor selecteren voor de navigatiekaart of de viskaart. Informatie Gebruikersgegevens Sporen Opties voor actief 1. Selecteer in het startscherm > > > spoor > Spoorkleur. 2.
Navigeren met een Garmin-autopilot Als u de navigatie start (Ga naar, Route naar, Begeleid naar of Volg spoor) en bent verbonden met een National Marine Electronics Association (NMEA) 2000-netwerk op een compatibele Garmin-autopilot (zoals de GHP 10), wordt gevraagd of u de autopilot wilt inschakelen.
Waarheen? Waarheen? Gebruik de optie Waarheen? in het startscherm om te zoeken en te navigeren naar brandstofleveranciers, reparatiewerkplaatsen en andere services in de omgeving, maar ook naar waypoints en routes die u hebt samengesteld. Watersportdiensten als bestemming De kaartplotter bevat informatie over duizenden bestemmingen waar watersportdiensten worden aangeboden.
Waarheen? Naar een bestemming zoeken en navigeren LET OP De functie Autobegeleiding van de BlueChart g2 Vision-gegevenskaart is gebaseerd op elektronische kaartinformatie. De gegevens garanderen niet dat de route vrij is van obstakels en dat deze diep genoeg is. Vergelijk de koers met alle visuele waarnemingen en vermijd land, ondiep water en andere obstakels die u kunt tegenkomen.
Waarheen? 5. Controleer de koers die met een magenta lijn wordt aangegeven. OPMERKING: als u de functie Autobegeleiding gebruikt, geeft een grijze lijn binnen de magenta lijn aan dat de functie Autobegeleiding een deel van de automatische begeleiding niet kan berekenen. Dit wordt veroorzaakt door de instellingen voor een veilige, vrije doorvaart bij een minimale waterdiepte en obstakelhoogte (pagina...
Waarheen? 6. Geef de gewenste afstand op. 7. Selecteer Gereed. Er wordt een magenta lijn weergegeven. De dunnere paarse lijn in de magenta lijn geeft de gecorrigeerde koers van uw huidige positie naar de bestemming aan. De gecorrigeerde koers is dynamisch en beweegt met uw boot mee wanneer u van de koers afwijkt.
Almanak-, boot- en omgevingsgegevens Almanak-, boot- en omgevingsgegevens Het informatiescherm bevat informatie over getijden, stromingen, zon- en maanstanden en de diverse meters. Almanakgegevens Informatie van het getijdenstation Het scherm Getijden verschaft informatie over een getijdenstation voor een specifieke datum en tijd, zoals de vloedhoogte en de eb- en vloedtijden.
Almanak-, boot- en omgevingsgegevens Informatie over stromingen OPMERKING: informatie over stromingenstations is beschikbaar via een BlueChart g2 Vision-kaart. Het scherm Stromingen verschaft informatie over een stromingenstation voor een specifieke datum en tijd, zoals de actuele snelheid en het niveau. Standaard bevat de kaartplotter informatie over het laatst weergegeven stromingenstation en informatie voor de huidige datum en tijd.
Almanak-, boot- en omgevingsgegevens Zon- en maanstanden Het scherm Zon en maan bevat informatie over de zonsop- en ondergang, de op- en ondergang van de maan, de maanfase en een benadering van de positie van de zon en de maan. Standaard geeft de kaartplotter informatie over de zon- en maanstanden van de actuele dag en tijd weer.
Pagina 47
Almanak-, boot- en omgevingsgegevens De grenzen van de motormeter en de brandstofmeter aanpassen Als u de onderste en bovenste grens van een meter en het bereik voor normaal functioneren wilt opgeven, kunt u tot vier waarden voor de motormeter of de brandstofmeter instellen. Als een waarde dit bereik overschrijdt, wordt de balk of de display van de meter rood.
Pagina 48
4. Herhaal desgewenst stap 3 voor de tweede, derde en vierde motorbalk. 5. Selecteer Terug. Brandstofmeters weergeven Om brandstofinformatie te kunnen zien, moet uw kaartplotter zijn aangesloten op een externe brandstofsensor, zoals de Garmin GFS ™ Selecteer in het startscherm Informatie >...
Almanak-, boot- en omgevingsgegevens Brandstofmetermetingen synchroniseren met het brandstofniveau 1. Selecteer in het startscherm Informatie > Dashboardmeters > Motor > Menu. 2. Voer een actie uit: • Selecteer Vul alle tanks als uw tanks vol zijn. Het brandstofniveau wordt ingesteld op de maximale capaciteit.
Pagina 50
Almanak-, boot- en omgevingsgegevens De werkelijke wind of schijnbare wind voor de windmeters selecteren De kaartplotter moet zijn aangesloten op de hieronder vermelde randapparatuur om de gegevens te kunnen registreren die worden weergegeven in de windsnelheidgrafiek. Windsnelheid Beschrijving Vereiste sensors Schijnbare Hiermee worden gegevens over de windsnelheid Een windsensor.
Almanak-, boot- en omgevingsgegevens Informatie Dashboardmeters Wind Menu Wijzig schaal wind 1. Selecteer in het startscherm > > > > tegen. 2. Voer een actie uit: • Selecteer Wijzig schaal wind tegen. Stel de maximum- en minimumwaarde in die op de close hauled-windmeter voor wind tegen moeten worden weergegeven.
Het toestel instellen Het toestel instellen Standaardvragen over het instellen van het toestel Vraag Antwoord Hoe kan ik de mate van detail op de kaart aanpassen? Zie “Zoomdetails van de kaart wijzigen” (pagina Hoe kan ik de tijdzone-instelling wijzigen? Zie “De tijd configureren” (pagina 52).
Het toestel instellen Het scherm instellen Het geluid instellen U kunt instellen wanneer de kaartplotter hoorbare signalen afgeeft. 1. Selecteer in het startscherm Configureer > Systeem > Pieper/scherm > Pieper. 2. Voer een actie uit: • Selecteer Alleen alarmen om de kaartplotter alleen te laten piepen wanneer de alarmen worden geactiveerd (standaardinstelling).
Het toestel instellen Bronnen voor snelheidsgegevens instellen U kunt de bron bepalen van de snelheidsgegevens op basis waarvan de ware windsnelheid of het brandstofverbruik wordt berekend. De watersnelheid is de door een water-snelheidsensor gemeten snelheidmeting; de GPS-snelheid wordt berekend op basis van uw GPS-positie. Configureer Systeem >...
Pagina 55
Het toestel instellen De afstand ten opzichte van de kust instellen De beschikbare waarden voor de instelling Afstand kustlijn (Dichtstbijzijnd, Nabij, Normaal, Ver of Verst) zijn relatief, niet absoluut. Om ervoor te zorgen dat de automatische begeleidingslijn op een geschikte afstand van de kust wordt geplaatst, kunt u de plaatsing van de lijn beoordelen aan de hand van een of meer bekende bestemmingen waarvoor navigatie door nauw vaarwater is vereist.
Het toestel instellen De koersreferentie instellen U kunt de koersreferentie instellen die wordt gebruikt voor het berekenen van de voorliggende koers. Configureer Eenheden > Koers. 1. Selecteer in het startscherm > 2. Voer een actie uit: Automatisch magnetisch • Selecteer om de magnetische variatie voor uw locatie automatisch in te stellen.
Het toestel instellen Een aangepast eenhedensysteem maken Om informatie over diepte en temperatuur te kunnen weergeven, moet u de NMEA-dieptegegevens van een echolood ontvangen of moet u een GPSMAP 700(s)-kaartplotter met een geïntegreerde peilmodule gebruiken. U kunt individuele eenheden selecteren om een aangepast eenhedensysteem te maken dat de kaartplotter kan weergeven.
Pagina 58
Het toestel instellen Navigatiekaartinstelling Projecteer cijfers. • Selecteer > Instelling viskaart Projecteer cijfers. • Selecteer > Projecteer cijfers. • Selecteer 5. Tik op om de gewenste gegevens te selecteren. Gegevensvelden op een kaart configureren U kunt zelf aangeven welk type gegevens in een veld moet worden weergegeven. Kaarten 1.
Het toestel instellen De kompaslijn in een kaart weergeven De kompaslijn wordt boven in een kaart of een 3D-kaart weergegeven. Op deze balk staat de volgende informatie: de huidige voorliggende koers en een indicatie van de peiling voor de gewenste koers tijdens het navigeren.
Alarmen Standaard zijn alle alarmen uitgeschakeld, behalve het bestemmings- en weeralarm. De alarmen werken alleen als de kaartplotter is ingeschakeld. OPMERKING: Zie GPSMAP 700 Series XM WX Satellite Weather and XM Satellite Radio Supplement ® (alleen voor Noord-Amerika) voor meer informatie over weeralarmen.
Pagina 61
Het toestel instellen Het krabbend-ankeralarm instellen U kunt een alarm laten afgaan wanneer u voor anker ligt en verder dan een opgegeven afstand afdrijft. Configureer Alarmen Navigatie Krabbend anker > Aan. 1. Selecteer in het startscherm > > > 2. Voer de afdrijfafstand in waarbij het alarm moet worden geactiveerd. 3.
Het toestel instellen Weeralarmen instellen • Zie GPSMAP 700 Series XM WX Satellite Weather and XM Satellite Radio Supplement (alleen voor ® Noord-Amerika). Beheer van kaartplottergegevens Waypoints, routes en sporen kopiëren naar een kaartplotter Voer de volgende handelingen uit voordat u MapSource - of HomePort™-gegevens naar een kaartplotter...
De back-upgegevens herstellen naar een kaartplotter 1. Plaats de geheugenkaart in een SD-kaartlezer die is aangesloten op de computer. 2. Kopieer een back-upbestand van de computer naar de map Garmin\UserData op de geheugenkaart. 3. Plaats de geheugenkaart in de SD-kaartuitsparing op de kaartplotter.
12° boven en onder de horizontale lijn vanuit het midden van de radar. Kijk niet direct in de radarbundel; de ogen zijn het gevoeligste deel van het lichaam. Wanneer u de kaartplotter aansluit op een optionele Garmin-radar, bijvoorbeeld een GMR 404/406 of ™...
Radar Weergavemodi voor de radar Op het radarscherm staan vier standaard bedrijfsmodi. Iedere modus kan alleen voor een compatibele radar worden gebruikt. • De modus Onder motor: hiermee kunt u een schermvullend beeld weergeven van de verzamelde radarinformatie. • De modus Haven: deze modus is bedoeld voor binnenwateren en werkt het beste bij radarsignalen met een kort bereik (2 zeemijl of minder).
Radar De modus Haven De modus Haven is de standaardradar voor binnenwateren bij de volgende typen radar: GMR 604 xHD, 606 xHD, 1204 xHD en 1206 xHD. Deze modus werkt het beste bij radarsignalen met een kort bereik (2 zeemijlen of minder). OPMERKING: als u overschakelt van de modus Wachtpost naar de modus Haven, schakelt de radar over op fulltimetransmissie en worden eventuele bewakingszones uitgeschakeld.
Radar De modus Wachtpost In de modus Wachtpost gaat de radar op bepaalde tijden over op transmissie. U kunt zo een transmissie/ standbycyclus configureren en daarmee stroom besparen. In deze modus kunt u ook een bewakingszone inschakelen. Deze zone is het veilige gebied rond uw boot. Wanneer de radar een object oppikt dat deze zone binnengaat, wordt u door middel van een waarschuwingssignaal gewaarschuwd.
Pagina 68
Radar 4. Versleep de hoek van de buitenste bewakingszone. 5. Selecteer Gereed. Een cirkelvormige bewakingszone inschakelen U moet een bewakingszone inschakelen voordat u de grenzen van de zone kunt bepalen (pagina 63). U kunt een cirkelvormige bewakingszone definiëren die uw boot volledig omsluit. 1.
Pagina 69
Radar AIS-schepen op het radarscherm weergeven AIS werkt alleen als er een extern AIS-toestel en signalen van een actieve transponder van andere schepen worden gebruikt. U kunt instellen hoe andere schepen op het radarscherm moeten worden weergegeven. De instelling van het weergavebereik, de details en de instellingen van de geprojecteerde koers die voor één radarmodus zijn geconfigureerd, gelden ook voor alle andere radarmodi.
Radar Het bereik en de peiling tot een doelobject meten Voordat u de VRM en de EBL kunt aanpassen, moet u ze weergeven (pagina 65). De VRM en de EBL die voor één modus zijn geconfigureerd, gelden ook voor alle andere radarmodi. 1.
Radar Naar een opgeslagen route op het radarscherm navigeren Om door een lijst met routes te kunnen bladeren en naar een van de routes te kunnen navigeren, moet u minimaal één route hebben vastgelegd en opgeslagen (pagina 30). De navigatielijnen moeten worden weergegeven voordat er een route op het radarscherm kan worden weergegeven (pagina 74).
Radar Het radarbeeld optimaliseren U kunt het radarbeeld voor iedere radarmodus optimaliseren. 1. Selecteer Radar in het startscherm. 2. Selecteer Onder motor, Haven, Buitengaats of Wachtpost. 3. Selecteer een radarbereik (pagina 68). 4. Herstel de standaardwaarde van de ingestelde versterking (pagina 69).
Pagina 73
Radar Instellingen en type radar Alle ruis- en versterkingsinstellingen voor een radar van het type GMR 20, 21, 40, 41, 18, 18 HD, 24, 24 HD, 404 of 406 die voor één radarmodus zijn opgegeven, gelden ook voor alle andere radarmodi. Bij een radar van het type GMR 604 xHD, 606 xHD, 1204 xHD of 1206 xHD moeten de instellingen voor versterking, FTC en zeeruis die voor een bepaalde radarmodus zijn opgegeven, voor alle andere modi afzonderlijk worden ingesteld.
Pagina 74
Radar De interferentie van nabijgelegen objecten minimaliseren Grote objecten dichtbij, zoals aanlegsteigers, kunnen zeer helder op het radarscherm worden weergegeven. Kleinere objecten in de buurt van dergelijke grote objecten zijn daardoor vaak minder goed te zien. OPMERKING: het is afhankelijk van het type radar dat u gebruikt of de versterking die u voor één radarmodus hebt ingesteld ook voor de andere radarmodi geldt (pagina 69).
Pagina 75
Radar Menu Ruisonderdrukking > Zeeruis. 5. Selecteer > Omhoog Omlaag 6. Selecteer om de zeeruis minder duidelijk of duidelijker weer te geven totdat andere objecten duidelijk zichtbaar op het radarscherm zijn. De ruis die door de zee wordt veroorzaakt, blijft waarschijnlijk steeds zichtbaar op het scherm. De standaard FTC-instelling herstellen OPMERKING: het is afhankelijk van het type radar dat u gebruikt of de FTC die u voor één radarmodus hebt ingesteld ook voor de andere radarmodi geldt...
Radar Radarstoringruis op het radarscherm aanpassen U kunt de weergave verminderen van ruis die door storing van een andere radarbron in de buurt wordt veroorzaakt. De instelling Aan is de standaardinstelling voor de radarstoring. OPMERKING: het is afhankelijk van het type radar dat u gebruikt of de instelling voor radarstoring die u voor één radarmodus hebt opgegeven ook voor de andere radarmodi geldt (pagina 69).
Radar 5. Tik op een gegevensveld. 6. Selecteer een gegevenscategorie. 7. Selecteer de gegevens die moeten worden weergegeven. De navigatiebijkaart op het radarscherm configureren De navigatiebijkaart wordt alleen weergegevens als het schip naar een bestemming navigeert. 1. Selecteer Radar in het startscherm. 2.
Radar Het weergaveveld op het radarscherm verschuiven Naarmate uw snelheid hoger wordt, kunt u de huidige positie automatisch naar de onderkant van het scherm laten verplaatsen. Voer voor de beste werking uw topsnelheid in. Deze instelling geldt voor elke radarmodus. 1.
Radar Een radarvrije zone inschakelen en configureren U kunt een gebied aangeven waarin door de radarscanner geen signalen worden verzonden. OPMERKING: u kunt een radarvrije zone alleen voor de volgende typen radar instellen: GMR 604 xHD, 606 xHD, 1204 xHD en 1206 xHD. 1.
Echolood Echolood Wanneer de volgende modellen uit de 700-serie op een transducer zijn aangesloten, kunnen ze als viszoeker worden gebruikt: • GPSMAP 720s • GPSMAP 740s • GPSMAP 750s Echoloodweergaven De kaartplotter kan echoloodgegevens weergeven aan de hand van drie verschillende weergaven: een weergave op volledig scherm, een gesplitst zoomscherm en een gesplitst frequentiescherm.
Echolood Gesplitst zoomscherm voor echoloodweergave Het gesplitste zoomscherm voor echoloodweergave bevat een volledige grafiek van de echoloodmetingen plus een uitvergroting van een gedeelte van de grafiek op hetzelfde scherm. Selecteer in het startscherm Echolood > Splits zoom. Diepte, watersnelheid en accuspanning Ingezoomde diepteschaal Zoom-...
Echolood Temperatuurlog van de transducer Als u een transducer met temperatuurmeting gebruikt of als u de watertemperatuur via NMEA 0183 of NMEA 2000 binnenkrijgt, bevat het scherm Temperatuurlog een grafiek in real-time waarin de temperatuurwijzigingen worden afgezet tegen de tijd. De huidige temperatuur en diepte worden linksboven in het scherm weergegeven.
Echolood Een waypoint maken in het echoloodscherm 1. Selecteer Echolood in het startscherm. 2. Selecteer een echoloodweergave. 3. Selecteer Menu > Echolood pauzeren. 4. Versleep het snijpunt van de dieptelijn en de afstandslijn om de locatie van de waypoint in te stellen. 5.
Echolood 2. Voer een actie uit: Diepte > Toon. • Selecteer Watertemperatuur > Auto. • Selecteer Watersnelheid > Auto. • Selecteer Toestelspanning > Toon. • Selecteer Navigatie > Auto. • Selecteer Als u Auto selecteert en er gegevens beschikbaar zijn, worden de gegevens in het echoloodscherm weergegeven.
Echolood De versterking in het echoloodscherm aanpassen U kunt de gevoeligheid van de echoloodontvanger bepalen. Verhoog de versterking als u meer details wilt zien. Verlaag de versterking als het scherm onoverzichtelijk is. 1. Selecteer Echolood in het startscherm. 2. Selecteer een echoloodweergave. 3.
Echolood 4. Voer een actie uit: Auto • Selecteer om de diepte automatisch te laten aanpassen door de kaartplotter. Omhoog Omlaag • Selecteer om het bereik van de diepteschaal handmatig te verhogen of te verlagen. 5. Selecteer Gereed. OPMERKING: druk in het scherm Echolood op om het bereik van de diepteschaal handmatig aan te passen.
Echolood De transducer instellen De kielcorrectie instellen De kielcorrectie compenseert de afstand (offset) tussen de transducer en de onderkant van de kiel, zodat u de diepte kunt meten vanaf de bodem van de kiel in plaats van vanaf de positie van de transducer. Voer voor deze afstand een positief getal in.
(pagina 86). Met de kaartplotter kunt u snel informatie over persoonlijke standaardoproepen instellen en verzenden naar uw Garmin- marifoon (pagina 89). Wanneer u een noodoproep voor een man- over-boord vanaf de marifoon doet, wordt op...
Garmin-kaartplotter en wordt u gevraagd naar het punt te navigeren waar de persoon van boord is gevallen. Als de autopilot van Garmin is verbonden met het netwerk, vraagt uw kaartplotter u een Williamson’s-koerswijziging uit te voeren naar dit punt.
29). Positie bijhouden Wanneer u uw Garmin-kaartplotter via NMEA 0183 aansluit op een marifoon, kunt u de positie bijhouden van schepen die positiemeldingen verzenden. Deze functie is ook beschikbaar met NMEA 2000, ervan uitgaande dat het schip de juiste PGN-gegevens verzendt (PGN 129808; DSC-oproepinformatie).
DCS (Digital Selective Calling) Een oproep met een positiemelding verwijderen 1. Selecteer in het beginscherm Informatie > Overige schepen > DSC-lijst. 2. Selecteer een oproep met een positiemelding. 3. Selecteer Rapport wissen. Sporen van schepen op de navigatiekaart U kunt het spoor van de schepen waarvan u de positie bijhoudt weergeven op de navigatiekaart, de viskaart en in de weergave Mariner’s Eye 3D.
6. Selecteer een kleur voor de lijn van het spoor. Persoonlijke standaardoproepen Wanneer u de Garmin-kaarplotter aansluit op een met Garmin VHF NMEA 2000 compatibele marifoon, kunt u de interface van de kaartplotter gebruiken voor het uitvoeren van persoonlijke standaardoproepen.
Garmin-marifoon. Een individuele routineoproep voor een AIS-doel Wanneer u de Garmin-kaarplotter aansluit op een met Garmin VHF NMEA 2000-compatibele marifoon, kunt u de interface van de kaartplotter gebruiken voor het uitvoeren van persoonlijke standaardoproepen naar een AIS-doel. Voordat u de oproep start, kunt u een ander DSC-kanaal...
U kunt de systeeminformatie op een geheugenkaart opslaan en indien nodig gebruiken als hulp bij het oplossen van problemen. Een medewerker van de productondersteuning van Garmin kan u namelijk vragen deze informatie te gebruiken om gegevens over het netwerk op te halen.
1. Selecteer in het startscherm > > 2. Selecteer de gewenste instelling: Route, Systeem, Garmin of Echolood. 3. Selecteer een of meer NMEA 0183-uitvoertelegrammen. 4. Herhaal stap 2 en 3 voor het configureren van extra instellingen. De communicatie-indeling voor elke NMEA 0183-poort instellen U kunt de invoer-/uitvoerindeling configureren voor elke poort die moet worden gebruikt wanneer u uw kaartplotter aansluit op externe NMEA-toestellen, een computer of andere Garmin-toestellen.
Pagina 97
Appendix Decimale precisie instellen voor NMEA 0183-uitvoer U kunt het aantal cijfers achter de decimale komma instellen voor het overbrengen van NMEA-uitvoer. Configureer Communicatie NMEA 0183-instelling 1. Selecteer in het startscherm > > > Positiemiswijzing. 2. Selecteer Twee cijfers, Drie cijfers Vier cijfers.
Software in de broncodevorm een waardevol handelsgeheim van Garmin en/of haar externe leveranciers blijft. U verklaart dat u de software of elk deel daarvan niet zult decompileren, demonteren, wijzigen, onderwerpen aan reverse assembling of reverse engineering, herleiden tot door mensen leesbare vorm of afgeleide werken zult maken op basis van de software.
Index Index kaartsymbolen whiteline luchtfoto’s zwevende doelen Mariner’s Eye 3D EGNOS Symbolen nuttige punten 3D-perspectief Fish Eye 3D afstandcirkels fabrieksinstellingen 2, brandstof aan boord Fish Eye 3D brandstofcapaciteit echoloodkegel corridorbreedte brandstofmeters gegevensbalken gegevensbalken configureren 43, MARPA objectinformatie 6, statusalarmen objectinformatie 6, sporen synchroniseren met brandstof zwevende doelen...
Pagina 100
Index instellingen ondiep water limieten a-scope oppervlakteruis maxima aankomst opslagmodus motor aanvaringsgevaar 15, oriëntatie 9, statusalarmen afstandcirkels 16, poorttypen trip afstandeenheden positie-indeling type afstand tot kustlijn positieprecisie instrumenten van de motor radarstoring configureren antenneafmeting radarvrije zone schermen doorlopen Autobegeleiding regenruis statusalarmen automatisch inschakelen ringen...
Pagina 101
Index objectinformatie 6, sporen 55, 65, vooruit navigeren 38, satellietbeelden Waarheen? veilige diepte waypoint omzeilen plaatselijke dieptepeilingen mengpercentage fotokaart waypoints positie-indeling MOB 29, ruis positie bijhouden verwijderen FTC 69, positiemelding modus Onder motor radarstoring positiemiswijzing radartype productregistratie regen 69, navigatiealarmen standaardinstellingen navigatiebijkaart zee 69,...
Pagina 102
Index taal 2, Waarheen? temperatuurlog waarschuwingen tijd aankomst formaat aanvaring 13, 15, scherm diep water zone echolood toestel-ID GPS-nauwkeurigheid toetsen klok bereik koersfout vermogen i, krabbend anker navigatie ondiep water uitlijning systeem totale hoeveelheid brandstof aan boord vastgesteld maximum vastgesteld minimum voedingspanning veilige diepte 19, watertemperatuur...