256
Verzorging van de auto
5. Reservewiel verwijderen.
6. Wiel verwisselen.
7. Plaats het beschadigde wiel met
de buitenkant omlaag in de reser‐
vewielhouder.
8. Reservewielhouder omhoogdu‐
wen en in de haak vastmaken. De
geopende zijde van de haak moet
hierbij naar de voorkant van de
auto wijzen.
9. Sluit de reservewielhouder door
de zeskantbout met de wielsleutel
rechtsom te draaien.
10. Leg de wielsleutel in de opberg‐
ruimte.
11. Sluit de achterklep of de achter‐
deuren.
Slechts één compact reservewiel
monteren. De toegestane maximum‐
snelheid op het label op het tijdelijke
reservewiel geldt alleen voor de
bandenmaat af fabriek.
Reservewiel monteren
De onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
● Auto op een vlakke, stevige en
slipvrije ondergrond parkeren.
Voorwielen in de rechtuitstand
draaien.
● Zet zo nodig een stopblok onder
het wiel schuin tegenover het te
vervangen wiel.
● Handrem aantrekken en eerste
versnelling, achteruitversnelling
of P inschakelen.
● Reservewiel verwijderen 3 254.
● Nooit meerdere wielen tegelijker‐
tijd vervangen.
● Gebruik de krik alleen om een
wiel te wisselen in geval van
bandenpech en niet voor de jaar‐
lijkse montage van winter- of
zomerbanden.
● De krik is onderhoudsvrij.
● Bij een zachte ondergrond, een
stevige plank (max. 1 cm dik)
onder de krik leggen.
● Haal vóór het opkrikken van de
auto altijd eventuele zware objec‐
ten eruit.
● In de op te krikken auto mogen
zich geen personen of dieren
bevinden.
● Nooit onder een opgekrikte auto
kruipen.
● Opgekrikte auto niet starten.
● Reinig de wielbouten voordat u
ze erin schroeft.
9 Waarschuwing
Smeer de wielbouten niet.