132
Instrumenten en bedieningsorganen
De noodoproepfunctie maakt verbin‐
ding met de dichtstbijzijnde meldka‐
mer (PSAP). Het systeem verzendt
een minimale set gegevens met auto-
en locatiegegevens aan de PSAP.
Let op
Een noodoproep doen is wellicht
niet mogelijk in gebieden met onvol‐
doende netwerkdekking of als
gevolg van schade aan hardware
tijdens een ongeluk.
Automatische botsingsmelding
Bij een ongeval waarbij de airbags
ontplooien, doet het systeem een
automatische noodoproep en wordt
er een automatische botsingsmelding
verzonden naar de dichtstbijzijnde
meldkamer.
Noodhulp
In een noodsituatie kunt u ook hand‐
matig een noodoproep doen door
gedurende meer dan twee seconden
op de rode SOS-knop te drukken. De
led knippert ter bevestiging dat er
verbinding met de dichtstbijzijnde
meldkamer wordt gemaakt. De led
brandt ononderbroken zo lang als de
oproep actief is.
Wanneer u meteen nog eens op de
SOS-knop drukt, beëindigt u de
oproep. De led schakelt uit.
Status-LED
Brandt gedurende drie seconden
groen bij het inschakelen van het
contact: het systeem werkt goed.
Brandt rood: storing in het systeem.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Knippert rood: reserveaccu moet
worden vervangen.
Pechmeldingsfunctie
Wanneer u langer dan twee secon‐
den op . drukt, wordt u verbonden
met een pechhulpverlener.
Raadpleeg het Service- en garantie‐
boekje voor de dekking en de omvang
van de dienstverlening van de pech‐
hulp.