130
Instrumenten en bedieningsorganen
Besturingsfuncties
_ indrukken.
Selecteer Besturingsfuncties.
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
● Automatic headlamp dipping:
Activeert of deactiveert de groot‐
lichtassistentie.
● Lane departure warning system:
Activeert of deactiveert de Lane
Departure Warning.
● Stop and start: Activeert of deac‐
tiveert het Stop/Start-systeem
● Cruise control active: Activeert of
deactiveert de adaptieve cruise‐
control.
● Parkeerhulp: Activeert of deacti‐
veert de parkeerhulpsensoren.
● Dodehoekbewaking: Activeert of
deactiveert de dodehoekdetec‐
tie.
● Traction control: Activeert of
deactiveert het Traction Control-
systeem.
● Bandenspan.contr.: Initialiseert
het detectiesysteem voor
bandenspanningsverlies.
● Diagnose: Toont waarschu‐
wingsberichten voor het diagno‐
sesysteem.
Vooraf ingestelde snelheden opslaan
in geheugen
Met deze functies kunt u maar liefst
zes snelheidsinstellingen voor de
cruisecontrol en de snelheidsbegren‐
zer instellen. Er zijn standaard al
enkele snelheden in het geheugen
opgeslagen.
● _ indrukken.
● Selecteer Snelheden
aanpassen.
● Selecteer Cruisecontrol of
Snelheidsbegrenzer.
● Selecteer de te wijzigen snel‐
heidsinstelling.
● Voer de nieuwe snelheidswaarde
in via het toetsenblok en bevestig
deze met A/OK.
● Bevestig nogmaals met A/OK
om het menu af te sluiten.
Instellingen van de auto.
_ indrukken.
Selecteer Instellingen van de auto..
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
● Parkeren
Ruitenwisser achter bij
inschakelen achteruit: Activeert