Installatie en setup
8.8 Berichtframingstructuur Modbus RTU
8.8.1 Frequentieomvormer met Modbus
RTU
De regelaars zijn ingesteld voor communicatie op het
Modbus-netwerk via de RTU (Remote Terminal Unit)
modus, waarbij elke byte in een bericht twee 4-bits
hexadecimale tekens bevat. De gegevensindeling voor elke
byte wordt aangegeven in Tabel 8.12.
Startbit
Tabel 8.12 Gegevensindeling voor elke byte
Coderingssysteem
Bits per byte
8
8
Foutcontroleveld
8.8.2 Berichtenstructuur Modbus RTU
Het zendende apparaat plaatst een Modbus RTU-bericht in
een frame met een bekend start- en eindpunt. Daardoor
kunnen ontvangende apparaten aan het begin van het
bericht beginnen, het adresgedeelte lezen, bepalen aan
welk apparaat (of alle apparaten bij een broadcastbericht)
het geadresseerd is en herkennen wanneer het bericht
volledig is. Onvolledige berichten worden gedetecteerd en
fouten worden als resultaat gezonden. Tekens voor
verzending moeten voor elk veld in hexadecimale notatie
00 tot FF zijn gesteld. De frequentieomvormer bewaakt de
netwerkbus continu, ook tijdens 'stille' intervallen. Wanneer
het eerste veld (het adresveld) wordt ontvangen, wordt het
door elke frequentieomvormer of apparaat gedecodeerd
om te bepalen welk apparaat wordt geadresseerd. Modbus
RTU-berichten die aan nul zijn geadresseerd, zijn
broadcastberichten. Voor broadcastberichten is geen
antwoord toegestaan. In Tabel 8.13 wordt een typisch
berichtenframe weergegeven.
Start
Adres
T1-T2-T3-
8 bits
T4
Tabel 8.13 Typische structuur Modbus RTU-berichten
150
Design Guide
Databyte
Stop/
pariteit
8-bits binair, hexadecimaal 0-9, A-F. Twee
hexadecimale tekens in elk 8-bits veld van
het bericht
1 startbit
8 databits, de minst significante bit wordt
eerst verzonden
1 bit voor even/oneven pariteit; geen bit
voor geen pariteit
1 stopbit bij gebruik pariteit; 2 bits bij geen
pariteit
Cyclical Redundancy Check (CRC)
Functie
Data
CRC-
controle
8 bits
N x 8
16 bits
bits
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden.
8.8.3 Start-/stopveld
Berichten starten met een stille periode met een interval
van minstens 3,5 tekens. Dit wordt geïmplementeerd als
een meervoud van tekenintervallen bij de geselecteerde
baudsnelheid van het netwerk (aangegeven als Start T1-T2-
T3-T4). Het eerste veld dat moet worden verzonden, is het
apparaatadres. Na het laatste verzonden teken volgt een
vergelijkbare periode van intervallen van minstens 3,5
tekens om het einde van het bericht aan te geven. Na
deze periode kan een nieuw bericht beginnen. Het
volledige berichtenframe moet als een continue stroom
Stop
worden verzonden. Als voor voltooiing van het frame een
stilte valt met een interval van meer dan 1,5 teken, gooit
het ontvangende apparaat het onvolledige bericht weg en
gaat het ervan uit dat de volgende byte het nieuwe
adresveld van een nieuw bericht zal zijn. Als een nieuw
bericht begint binnen een interval van 3,5 tekens na een
voorgaand bericht, gaat het ontvangende apparaat ervan
uit dat dit bericht een vervolg is op het eerdere bericht.
Dit zal een time-out veroorzaken (geen antwoord van de
volger), omdat de waarde in het laatste CRC-veld niet
geldig is voor de gecombineerde berichten.
8.8.4 Adresveld
Het adresveld van een berichtenframe bevat 8 bits. Geldige
adressen voor volgerapparaten liggen in het bereik van
0-247 decimaal. De individuele volgerapparaten krijgen
adressen toegewezen in het bereik 1-247. (0 is
gereserveerd voor de broadcastmodus en wordt door alle
volgers herkend.) Een master adresseert een volger door
het volgeradres in het adresveld van het bericht te
plaatsen. Wanneer de volger zijn antwoord zendt, plaatst
hij het eigen adres in dit adresveld om de master te laten
weten welke volger reageert.
Einde
T1-T2-T3-
T4
MG11BC10