74
5.11.3. Injectie- of scanvertraging
De injector kan de injectie beginnen voordat de scanner begint (scanvertraging), of de scanner kan de scan
beginnen voordat de injectie begint (injectievertraging).
1.
Volg de instructies van de fabrikant van de scanner om ISI in te schakelen.
2.
Programmeer de scanner.
3.
Programmeer het injectorprotocol in de injector. Druk nadat het protocol is geprogrammeerd op de
knop VRIJGEVEN op de injectorkop of de afstandsbediening.
4.
Controleer het vloeistoftraject op lucht. Druk nadat de lucht is verwijderd op de knop Controleren op
luchtbellen op de injectorkop of de afstandsbediening
5.
Druk
op
de
injectievertraging.
6.
Stel de waarde van de vertraging in
met behulp van het toetsenblok of de
schuifknop.
De
vertraging
worden ingesteld op een waarde van
1–99 seconden.
7.
Kies tussen
a.
Scanvertraging
b.
Injectievertraging
8.
Start de injectie door:
a.
Scanvertraging - op de injectieknop op de afstandsbediening, de injectorkop of de
infraroodbediening te drukken.
b.
Injectievertraging - op de injectieknop op de afstandsbediening te drukken.
Opmerking: Wanneer u een injectievertraging gebruikt, moeten injecties via de afstandsbediening worden
gestart en gestopt. Start en stop injecties NIET vanaf de injectorkop of met behulp van de
infraroodafstandsbediening.
9.
Druk op de terug-knop om de procedure met de scanner te beëindigen.
knop
scan-/
kan
MEDRAD
®
Salient Bedieningshandleiding