Hydraulisch systeem, type Z
STORING
Spuitboom beweegt niet na activering.
ParaLift vergrendelt.
Spuitboomlift gaat naar hoogste stand wanneer
trekkerhydrauliek wordt ingeschakeld.
Olie in closed centre-systeem wordt te heet.
Afzonderlijke zuigerstang werkt niet.
Comfort Track
STORING
ComfortTrack stuurt traag of onregelmatig.
De ComfortTrack-besturing is niet lineair of volgt het
spoor van de trekker niet goed.
De ComfortTrack-cilinder bereikt zijn volledige slag
niet.
7 - Opsporen en oplossen van problemen
VERMOEDELIJKE OORZAAK
Onvoldoende hydraulische druk.
Onvoldoende olietoevoer.
De bestuurder heeft het inklappen van de spuitboom
onderbroken door de knop voor in- en uitklappen
meer dan 30 seconden lang niet (meer) in te drukken.
Een ingebouwde timer laat automatisch 30
seconden nadat een knop voor in- en uitklappen is
geactiveerd de druk uit de dempers ontsnappen.
Defecte zekering(en).
Slechte / verroeste elektrische aansluitingen.
Onvoldoende vermogen.
Defect relais/diodes in verdeelkast.
Verstopte smoringen.
Onjuiste polariteit.
Retourdruk in retourleiding is hoger dan 15 bar.
Omloopventiel sluit niet goed.
Inwendige lekkage in flowregelaar.
Verstopte smoring.
VERMOEDELIJKE OORZAAK
Lucht in het systeem.
Voorste balk en/of veren van de potentiometer
bewegen onregelmatig.
De voorste veren van de potentiometer staan niet
parallel.
De eindaanslag is niet goed gekalibreerd.
CONTROLE/OPLOSSING
Controleer oliedruk.
Controleer hydrauliekoliepeil trekker.
De oliestroom moet 50 tot 80 L/min bedragen
(afhankelijk van de op de veldspuit aanwezige
apparatuur).
Controleer hydrauliekoliepeil trekker.
Klap de spuitboom helemaal uit. Begin weer met
inklappen zonder de knop voor in- en uitklappen
meer dan 30 seconden lang los te laten, totdat het
inklappen voltooid is.
Controleer / vervang zekering in verdeelkast.
Controleer / reinig aansluitingen, multistekkers, enz.
Spanning bij elektromagnetische klep moet meer
dan 8 Volt zijn.
Gebruik draden van tenminste 4 mm voor
stroomtoevoer.
Controleer relais, diodes en soldering van de
printplaat in verdeelkast. De leds geven de
spuitboomfuncties aan.
Verwijder en reinig smoringen a en b in omloopblok
(raadpleeg hydrauliekschema). Ververs hydrauliekolie
+ vervang filter.
Controleer polariteit. Rood positief (+), zwart negatief
(-).
Sluit retourleiding met vrije stroom aan op
hydrauliekolietank.
Splits retourleiding en leid retourolie via twee
plunjerkleppen terug naar tank.
Controleer / vervang omloopventiel (inschroeven).
Vervang O-ringen en steunringen van flowregelaar.
Vervang flowregelaar.
Demonteer en reinig smoring.
CONTROLE/OPLOSSING
Ontlucht de ComfortTrack-cilinders; zie 'Ontluchting
van de stuurhydrauliek' .
Wijzig de configuratie van de veren, zodat de
potentiometerbalk vrij kan bewegen.
Breng de veren weer in parallelle stand en controleer
het aflezen van de potentiometer – zie 'Kalibratie
van de ComfortTrack-potentiometer' .
Controleer de kalibratie van de eindaanslag of voer
deze uit. Zie 'Menu 3.6.7 Kalibratie eindstop' in the
SmartCom controller.
195