160
Opmerking: Als de E
weerstanden gebruikt worden, waarbij twee standaard weerstanden parallel
geschakeld zijn, en twee in serie. De E
weerstanden is vier maal de waarde gespecificeerd voor de standaardweerstand.
Er kan ook een niet-standaard weerstand worden gebruikt, mits:
• de weerstandswaarde ervan niet lager is dan de waarde van de
standaardweerstand.
WAARSCHUWING! Gebruik nooit een remweerstand met een waarde die lager is
dan de waarde voorgeschreven voor de betreffende combinatie van omvormer /
remchopper / remweerstand. De omvormer en remchopper kunnen de overstroom
ten gevolge van de lage weerstand niet verwerken.
• de weerstand het benodigde remvermogen niet beperkt, d.w.z.
waarbij
P
U
R
• het warmteverliesvermogen (E
hierboven.
Plaatsen van de remweerstanden
Alle weerstanden moeten geïnstalleerd worden buiten de omvormermodule op een
plaats waar ze kunnen afkoelen en de maximaal toegestane kabellengte (10 m [33
ft]) niet overschreden wordt.
Regel de koeling van de weerstand op een zodanige manier dat:
• er geen gevaar voor oververhitting ontstaat voor de weerstand of naburige
materialen
• de temperatuur van de ruimte waarin de weerstand zich bevindt niet hoger wordt
dan het toegestane maximum.
Voorzie de weerstand van koellucht/-water volgens de voorschriften van de fabrikant
van de weerstand.
WAARSCHUWING! Materialen in de buurt van de remweerstand mogen niet
brandbaar zijn. De oppervlaktetemperatuur van de weerstand is hoog. De
luchtstroom afkomstig van de remweerstand kan een temperatuur van honderden
graden Celsius hebben. Als de afvoeropeningen aangesloten zijn op een
Weerstandsremmen
R
2
U
DC
P
max <
R
Maximumvermogen opgewekt door de motor tijdens remmen
max
Spanning over de weerstand tijdens remmen, d.w.z.
DC
1,35 · 1,2 · 415 V DC bij een voedingsspanning van 380 tot 415 VAC
1,35 · 1,2 · 500 V DC bij een voedingsspanning van 440 tot 500 VAC
Weerstandswaarde (ohm)
waarde niet voldoende is, kan een systeem van vier
waarde van de groep met vier
R
) voldoende is voor de toepassing, zie stap 3
R