Stalling
St a l l i n g
Korte termijn
Stal uw scooter steeds op een koele en
droge plek en bescherm zo nodig tegen
stof met een luchtdoorlatende stalling-
hoes.
<>
8 Als de scooter wordt gestald in
een slecht geventileerde ruimte of
in vochtige toestand wordt afge-
dekt met een dekzeil, zal water en
vocht kunnen binnendringen en
roestvorming veroorzaken.
8 Voorkom corrosie door de machi-
ne niet te stallen in een vochtige
kelder, een stal (i.v.m. de aanwe-
zigheid van ammoniakdamp) en in
een opslagruimte voor sterke che-
micaliën.
VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
Lange termijn
Alvorens uw scooter gedurende meerde-
re maanden aaneen te stallen:
1. Volg alle instructies op in de para-
graaf "Verzorging" in dit hoofdstuk.
2. Leeg de vlotterkamer in de carbura-
teur door de aftapplug los te draaien;
DCA00015
u voorkomt zo dat neerslag uit de
brandstof achterblijft. Giet de afge-
tapte brandstof terug in de brand-
stoftank.
3. Vul de brandstoftank en voeg een
stabilisatoradditief (indien verkrijg-
baar) toe om roestvorming in de tank
en achteruitgang van de brandstof te
voorkomen.
4. Voer de volgende stappen uit om de
cilinder, de zuigerveren etc. te
beschermen tegen corrosie.
X@
Om schade of letsel door vonkvorming
te voorkomen, moeten de bougie-elek-
troden aan massa liggen terwijl de
motor wordt rondgedraaid.
7-4
a. Verwijder de bougiedop en de
bougie.
b. Giet een theelepel motorolie in
het bougiegat.
c. Breng de bougiedop aan op de
bougie en leg dan de bougie
zodanig op de cilinderkop dat de
elektroden aan massa liggen. (Dit
voorkomt vonken tijdens de vol-
gende stap.)
d. Laat de motor een paar keer
ronddraaien op de startmotor. (De
cilinderwand wordt zo geolied.)
e. Haal de bougiedop los van de
bougie en breng dan de bougie
en de bougiedop weer aan.
DWA00003
7