een vertraagde of slechtere rem-
werking:
Bij het rijden in de regen en
door plassen.
Na een wasbeurt van het voer-
tuig.
Bij het rijden op wegen waarop
zout is gestrooid.
Na werkzaamheden aan de
remmen door restanten olie
of vet.
Bij het rijden op modderige
wegen of bij terreinritten.
Slechte werking van de
remmen door nat wegdek
en vuil.
Remmen droog- resp. schoon-
remmen, zo nodig reinigen.
Vroegtijdig remmen tot de volle-
dige remwerking weer beschik-
baar is.
Motorfiets neerzetten
Zijstandaard
Motor uitschakelen.
Op een losse ondergrond
staat de motorfiets niet vei-
lig.
De standaard moet altijd op
een vlakke en vaste ondergrond
rusten.
De zijstandaard is alleen
voor het gewicht van de
motorfiets geconstrueerd.
Bij een uitgeklapte zijstandaard
niet op de motorfiets
plaatsnemen.
De zijstandaard uitklappen en
de motorfiets op de zijstan-
daard zetten.
Indien de schuinte van de weg
dit toelaat, het stuur naar links
draaien.
De motorfiets op hellingen in
de richting "bergopwaarts"
neerzetten en de 1e versnel-
ling inschakelen.
Middenstandaard
Motor uitschakelen.
Op een losse ondergrond
staat de motorfiets niet vei-
lig.
De standaard moet altijd op
een vlakke en vaste ondergrond
rusten.
De middenstandaard kan
door te sterke bewegingen
inklappen, waardoor de motor-
fiets kan omvallen.
Niet op de motorfiets plaatsne-
men als de middenstandaard uit-
geklapt is.
De middenstandaard uitklappen
en de motorfiets op de mid-
denstandaard plaatsen.
De motorfiets op hellingen in
de richting "bergopwaarts"
neerzetten en de 1e versnel-
ling inschakelen.
5
93
z