worden de extra koplampen
opnieuw ingeschakeld.
Als bij ingeschakeld dagrij-
licht het grootlicht wordt in-
geschakeld, wordt het dagrijlicht
na ca. 2 seconden uitgescha-
keld en wordt het grootlicht, het
dimlicht en het stadslicht voor en
eventueel de extra koplamp inge-
schakeld.
Als het grootlicht weer wordt uit-
geschakeld, wordt het dagrijlicht
niet automatisch opnieuw geac-
tiveerd, maar moet dit handmatig
weer worden ingeschakeld.
Automatisch dagrijlicht
met dagrijlicht
SU
De automatische verlich-
tingsregeling kan de per-
soonlijke inschatting van de licht-
verhoudingen niet vervangen. De
sensor kan bv. mist of dergelijke
weersomstandigheden niet her-
kennen.
In dergelijke situaties het dimlicht
handmatig inschakelen, anders
ontstaat een veiligheidsrisico.
De omschakeling tussen
dagrijlicht en dimlicht, incl.
stadslicht voor kan automatisch
gebeuren.
Instellingen
Menu
oproepen, aansluitend
Voertuig
selecteren.
Dagrijlicht
Menupunt
selecteren en
Daglicht aut.
Aan
op
schakelen.
Het symbool voor het auto-
matische dagrijlicht brandt
op het display.
Als het omgevingslicht onder
een bepaalde waarde daalt,
wordt het dimlicht automatisch
ingeschakeld (bv. in tunnels).
Als wordt vastgesteld dat er
voldoende omgevingslicht is,
wordt de dagrijverlichting weer
ingeschakeld. Als het dagrijlicht
is ingeschakeld, wordt het sym-
bool van het dagrijlicht in het
multifunctionele display weer-
gegeven.
Handmatige bediening
van het licht bij
ingeschakelde automaat
met dagrijlicht
SU
Als de toets van het dagrijlicht
wordt ingedrukt, wordt het dag-
rijlicht uitgeschakeld en wor-
den het dimlicht en het stads-
licht voor ingeschakeld (bv. bij
de inrit in tunnels, als de dag-
rijlichtautomaat vanwege het
omgevingslicht vertraagd rea-
geert). Als het dagrijlicht wordt
uitgeschakeld, wordt de extra
koplamp weer ingeschakeld.
Als de toets voor het dagrijlicht
opnieuw wordt ingedrukt, wordt
de dagrijlichtautomaat weer ge-
activeerd, d.w.z. het dagrijlicht
wordt weer ingeschakeld als er
4
57
z