Periodiek onderhoud en afstelling
Motorolie en oliefilterelement
Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en het oliefilterelement
worden vervangen volgens de intervalperi-
oden vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop. Wan-
neer de machine iets schuin staat, kan
het niveau al foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Wacht een paar minuten om de olie
tot rust te laten komen, verwijder de
olievuldop, veeg de peilstok schoon,
steek deze weer in de vulopening
6
(zonder vast te draaien) en neem dan
weer uit om het olieniveau te controle-
ren. LET OP: Gebruik het voertuig
alleen als u weet dat het motorolie-
niveau voldoende hoog is.
OPMERKING
Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
1. Olievuldop
DAUM3491
ZAUE1300
1. Peilstok
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie van de aanbevolen
soort bij tot het correcte niveau.
5. Breng de olievuldop aan.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van het oliefilterele-
ment)
1. Verwijder stroomlijnpaneel D. (Zie pa-
gina 6-7.)
[DCA10012]
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Bevestig het hulpstuk voor motorolie
aftappen (in de boordgereedschaps-
set) onder de aftapplug van het carter.
2
ZAUM1229
1. Olieaftapplug (carter)
2. Hulpstuk voor motorolie aftappen
4. Zet een olieopvangbak onder de mo-
tor om de gebruikte olie op te vangen.
6-11
1
2
3