RIJDEN MET UW VOERTUIG
Verplaats uw lichaamsgewicht naar achteren. Blijf zitten Rem geleidelijk om niet
te slippen. Laat u niet naar beneden "rollen" op uitsluitend de motorcompressie
of in neutraal.
Wanneer u vertraagt bij het afdalen van een gladde helling, kan het voertuig
gaan "schuiven". Houd een constante snelheid aan en/of versnel iets om het
voertuig opnieuw onder controle te krijgen. Probeer steile hellingen te vermijden.
Als u niet voorzichtig bent, kunt u omkantelen als u heuvelop gaat.
2 2 - - U U P P - - m m o o d d e e l l l l e e n n
De bestuurder is verantwoordelijk voor de veiligheid van zijn passagier. In geval
van twijfel moet hij de passagier voordat hij doorrijdt.
Denk eraan: wanneer u met een passagier rijdt heeft dit een grote invloed op de
besturing van uw voertuig, de stabiliteit en de remafstand.
De passagier moet zijn bewegingen synchroniseren met de bewegingen van de
bestuurder. De passagier moet steeds blijven zitten.
58
VEILIGHEIDSINFORMATIE