BIJZONDERE VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
– Wanneer u sneller rijdt dan uw vaardigheid of de omstandigheden toelaten,
kunt u verwondingen oplopen. Geef maar net genoeg gas om veilig vooruit te
komen. Uit statistieken blijkt dat snel genomen bochten vaak tot ongelukken
en verwondingen leiden. Vergeet nooit dat dit voertuig zwaar is! Als het met
zijn volle gewicht op u valt kunt u gewond raken.
– Voer nooit onoordeelkundige wijzigingen aan uw voertuig uit, bijvoorbeeld
verkeerde installatie of toepassing van accessoires. Gebruik alleen door BRP
goedgekeurde accessoires.
– Overschrijd nooit de aangegeven maximale lading van dit voertuig, inclusief
bestuurder, alle lading en bijkomende accessoires. Verdeel de lading gelijk-
matig en bevestig alles stevig. Matig uw snelheid en volg de instructies in
deze handleiding voor het vervoer van lasten en het trekken van een aan-
hangwagen. Voorzie een langere remafstand.
V V e e r r a a n n t t w w o o o o r r d d e e l l i i j j k k h h e e d d e e n n v v a a n n b b e e s s t t u u u u r r d d e e r r s s v v a a n n 2 2 - - u u p p - - m m o o d d e e l l l l e e n n
A A l l s s b b e e s s t t u u u u r r d d e e r r m m o o e e t t u u h h e e t t v v o o l l g g e e n n d d e e d d o o e e n n : :
– Vergeet niet dat de bestuurder verantwoordelijk is voor de veiligheid van zijn
passagier.
– Informeer de passagier over de basisregels voor een veilige rit.
– Instrueer de passagier om de veiligheidslabels van het voertuig te lezen en
de veiligheidsfilm te bekijken.
– Oefen de manoeuvres die in deze Gebruikershandleiding worden beschreven
altijd in zonder en met passagier. Met passagier is er een grotere vaardigheid
nodig.
– Denk eraan: wanneer u met een passagier rijdt heeft dit een grote invloed op
de besturing en de stabiliteit van uw voertuig. Vertraag op veilige wijze. Wees
voorzichtig. Probeer in geval van twijfel niet om de passagier te laten afstap-
pen voordat u een maneuver uitvoert.
– Vergeet nooit dat wanneer u met een passagier rijdt, dit een grote invloed
heeft remafstand van uw voertuig. Voorzie een langere remafstand.
– Als de passagiersstoel op een 2-UP model niet correct is geïnstalleerd, mag
een passagier nooit worden meegenomen.
– Neem nooit meer dan één (1) passagier mee. Laat de passagier nergens an-
ders dan op de aangewezen passagierszitting zitten.
– Vervoer nooit een passagier indien u vindt dat hij/zij onvoldoende in staat is
zich te concentreren op de omstandigheden op het terrein en zich hieraan
aan te passen.
– Vervoer nooit een passagier die onder invloed van drugs of alcohol is of die
zich moe of ziek voelt. Dit vertraagt de reactiesnelheid en vertroebelt het
inschattingsvermogen.
V V e e r r a a n n t t w w o o o o r r d d e e l l i i j j k k h h e e d d e e n n v v a a n n b b e e s s t t u u u u r r d d e e r r s s v v a a n n 2 2 - - u u p p - - m m o o d d e e l l l l e e n n
A A l l s s p p a a s s s s a a g g i i e e r r m m o o e e t t u u h h e e t t v v o o l l g g e e n n d d e e d d o o e e n n : :
– Moet in staat zijn beide voeten op de voetsteunen te rusten en met zijn han-
den altijd de handgrepen kunnen vasthouden terwijl hij op dit voertuig zit.
– Rijd nooit met dit voertuig zonder een goed passende, goedgekeurde helm
(met kinbeschermer) op. De passagier moet ook oogbescherming (bril of ge-
laatsscherm), handschoenen, laarzen, een hemd of jack met lange mouwen
en een lange broek dragen.
– Blijf zitten op de hiervoor aangewezen passagierszitting.
18
VEILIGHEIDSINFORMATIE