MOTOR WENTELT MAAR START NIET (vervolg)
4. Bougie/ontsteking (geen vonk).
– Controleer de toestand van de ontstekingszekering.
– Verwijder de bougies en verbind de bougiekapjes opnieuw.
– Controleer of de contactschakelaar en de motorstopschakelaar op AAN (ON)
staan.
– Start de motor met de bougies geaard aan de motor, weg van de bougiega-
ten. Vervang de bougies als u geen vonk ziet.
– Neem contact op met een erkende Can-Am dealer als het probleem aan-
houdt.
5. Motorcompressie.
– Als u geen pulserende weerstand voelt, wijst dit op een ernstig compressie-
verlies.
– Doe een beroep op een erkende Can-Am dealer.
MOTOR MIST ACCELERATIE OF VERMOGEN
1. Bougies vuil of beschadigd.
– Zie punt MOTOR WENTELT MAAR START NIET.
2. Motor krijgt onvoldoende brandstof.
– Zie punt MOTOR WENTELT MAAR START NIET.
3. De motor raakt oververhit (motorverklikkerlichtje (rood) licht op of knip-
pert).
– Zie OVERVERHITTING VAN DE MOTOR.
4. Luchtfilter/behuizing verstopt of vuil.
– Controleer de filter en reinig hem indien nodig.
– Controleer de afvoer van het luchtfilterhuis op vloeistof/vuilafzetting.
5. Ontstekingsspoel losgekoppeld.
– Controleer de aansluiting van de ontstekingsspoel.
OVERVERHITTING VAN DE MOTOR
1. Te weinig koelvloeistof in het koelsysteem
– Controleer de motorkoelvloeistof, zie ONDERHOUDSINFORMATIE.
2. Vuile radiatorvinnen.
– Reinig de radiatorvinnen, raadpleeg RADIATOR in de ONDERHOUDSINFOR-
MATIE.
_____________________
TECHNISCHE RICHTLIJNEN
131