ONDERHOUDSPROCEDURES
Draai de borgbouten van de achteras
aan tot 48 N•m.
Aandrijfkettinggeleider
Inspecteer de aandrijfkettinggeleider
regelmatig, zie ONDERHOUDSSCHE-
MA.
Vervang de kettinggeleider als hij ver-
sleten is.
Doe hiervoor een beroep op een erken-
de Can-Am dealer.
Kettingwiel en rondsel
Controleer de kettingwielas en het
rondsel op vervorming.
1. Goed
2. Vervanging
Vervang de ketting, de
MERK OP
kettingwielas en het rondsel altijd
samen, om snelle slijtage van ket-
ting en kettingwiel te vermijden. In-
stalleer telkens een nieuwe borgring
wanneer u het rondsel verwijdert.
______________________
114
Banden/Wielen
WAARSCHUWING
Let er bij de vervanging van de
banden op dat u nooit een diago-
naalband combineert met een ra-
diaalband. Deze combinatie kan
tot besturings- en/of stabiliteits-
problemen leiden.
Combineer geen banden van ver-
schillende types en/of maten op
dezelfde as. De voorbanden en de
achterbanden moeten telkens van
hetzelfde merk en hetzelfde type
zijn
Let erop dat u banden met een
unidirectioneel profiel in de juis-
te draairichting monteert.
Radiaalbanden moeten als com-
plete set worden gemonteerd.
De niet-naleving van deze instruc-
ties kan tot ernstige of dodelijke
verwondingen leiden.
Bandenspanning
WAARSCHUWING
De bandenspanning heeft een gro-
te invloed op de besturing en stabi-
liteit van het voertuig. Bij een lage
druk kunnen de banden leeglopen
en op de velg gaan lopen. Bij over-
druk kan de band springen. Houd
u altijd aan de aanbevolen ban-
denspanning. Gebruik altijd een
handpomp, aangezien het banden
van het lagedruktype betreft.
Controleer de druk wanneer de ban-
den koud zijn voordat u het voertuig
gaat gebruiken. De bandendruk ver-
schilt naargelang de temperatuur en
de hoogte. Controleer de bandenspan-
ning opnieuw wanneer een van deze
factoren verandert.