Het diefstalalarmsysteem kan
worden gedeactiveerd door c in te
drukken, op de schakelaar op de
portierhandgreep te drukken (elektro‐
nisch sleutelsysteem) of door het
contact in te schakelen.
Een geactiveerd alarm dat niet door
de bestuurder werd onderbroken,
wordt weergegeven door de alarm‐
knipperlichten. Ze knipperen drie keer
snel wanneer de auto de volgende
keer wordt ontgrendeld met de hand‐
zender. Bovendien verschijnt er na
inschakeling van het contact een
waarschuwingsbericht op het Driver
Information Center.
Boordinformatie 3 123.
Als de boordaccu moet worden losge‐
koppeld (bijv. voor onderhoudswerk‐
zaamheden), moet de alarmsirene
als volgt worden gedeactiveerd:
Schakel het contact in en uit en
ontkoppel de boordaccu binnen
15 seconden.
Startbeveiliging
Het systeem is onderdeel van de
contactschakelaar en het controleert
of de auto met de gebruikte sleutel
mag worden gestart.
De startbeveiliging activeert zichzelf
automatisch nadat u de sleutel uit de
contactschakelaar hebt gehaald.
Knippert de controlelamp d nadat het
contact is ingeschakeld, dan is er een
storing in het systeem: de auto kan
niet worden gestart. Het contact
uitschakelen en opnieuw proberen te
starten.
Als de controlelamp d blijft knippe‐
ren, kunt u proberen om de motor met
de reservesleutel te starten en
daarna de hulp van een werkplaats
inroepen.
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel daarom
steeds na het verlaten van de auto
de portieren en schakel het diefstal‐
alarmsysteem in 3 24, 3 34.
Controlelamp d 3 112.
Sleutels, portieren en ruiten
Buitenspiegels
Bolle vorm
De convexe buitenspiegel heeft een
asferische zone en reduceert dode
hoeken. Door de vorm van de spiegel
lijken voorwerpen kleiner dan ze zijn,
waardoor afstanden moeilijker zijn in
te schatten.
Elektrische verstelling
Selecteer de gewenste buitenspiegel
door de knop naar de spiegel links
(L) of de spiegel rechts (R) te draaien.
Beweeg daarna de knop om de spie‐
gel te verstellen.
37