156
Klimaatregeling
De instelling van de automatische
achterruitverwarming op basis van
lage buitentemperaturen kan in het
menu Persoonlijke instellingen op het
Colour-Info-Display worden gewij‐
zigd.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen, I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 120.
Persoonlijke instellingen 3 125.
Let op
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop
verhinderd totdat er opnieuw op V
wordt gedrukt.
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop-startsysteem 3 167.
Handmatige instellingen
Instellingen van het klimaatregelsys‐
teem kan handmatig worden aange‐
past door de knoppen voor de lucht‐
verdeling en de regeleenheid voor de
ventilatorsnelheid als volgt te gebrui‐
ken. Bij het handmatig wijzigen van
de instellingen wordt de automatische
modus gedeactiveerd.
Luchtdebiet SZR
Tip ZS of R aan. De geselecteerde
ventilatorsnelheid verschijnt kort op
het Info-Display.
Als de aanjager wordt uitgeschakeld,
wordt ook de airconditioning gedeac‐
tiveerd.
Automatische modus opnieuw
inschakelen: AUTO indrukken.
Luchtverdeling l, M, K
Druk op de betreffende knop voor de
gewenste afstelling. De LED in de
knop brandt om activering aan te
geven.
l : naar de voorruit en de voorste
zijruiten
M : naar hoofdhoogte via de verstel‐
bare luchtroosters
K : naar de voetenruimte en voorruit