200
Rijden en bediening
van de adaptieve cruise control
sensor te controleren en corrige‐
ren.
Instellingen
Instellingen kunnen in het menu
Persoonlijke instellingen op het
Colour-Info-Display worden gewij‐
zigd.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen, I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 120.
Persoonlijke instellingen 3 125.
Storing
Als de adaptieve cruise control door
tijdelijke omstandigheden (bijv. door
ijsafzetting) niet werkt, of als er een
permanente systeemfout is, dan
verschijnt er een melding in het Driver
Information Center.
Boordinformatie 3 123.
Frontaanrijdingswaarschu‐
wing
De frontaanrijdingswaarschuwing
kan helpen schade bij frontale aanrij‐
dingen te vermijden of beperken.
Een voorligger wordt aangegeven
door een controlelamp A.
Als een voorligger te snel nadert,
klinkt er een geluidssignaal en
verschijnt er een waarschuwing in het
Driver Information Centre.
De frontaanrijdingswaarschuwing
moet echter wel in het menu Persoon‐
lijke instellingen 3 125 geactiveerd
zijn, en niet met V gedeactiveerd zijn
(afhankelijk van het systeem; zie
onderstaand).
Afhankelijk van de uitrusting van de
auto, zijn er twee varianten van de
frontaanrijdingswaarschuwing:
● Frontaanrijdingswaarschuwing
op radarbasis
op auto's met een adaptieve
cruise control 3 192.
● Frontaanrijdingswaarschuwing
met voorcamerasysteem
bij auto's zonder cruise control of
alleen conventionele cruise
control 3 189.