Als de auto wordt gestart, lichten
beide displays in de buitenspiegels
kort op om aan te geven dat het
systeem operationeel is.
Detectiezones
De sensoren van het systeem bestrij‐
ken een zone van ongeveer
3,5 meter parallel aan beide zijden
van de auto en ongeveer 3 meter naar
achteren bij het blindehoeksysteem
(A) en ongeveer 70 meter naar
achteren bij waarschuwing wijzigen
van rijstrook (B) op parallelle rijstro‐
ken. De zones beginnen bij elke
buitenspiegel. De zone is ongeveer
tussen de 0,5 meter en 2 meter hoog,
vanaf de grond.
Rijden en bediening
Deactivering
U kunt de waarschuwing voor het
wisselen van rijstroom in het menu
Persoonlijke instellingen op het
Colour-Info-Display in- of uitschake‐
len.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen, I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 120.
Persoonlijke instellingen 3 125.
Het systeem wordt geactiveerd als er
een aanhangwagen aangekoppeld is.
De deactivering wordt aangegeven
door een tekst in het Driver Informa‐
tion Center.
Let op
Na productie moet het systeem
worden gekalibreerd. Rijd voor opti‐
male prestaties zo spoedig mogelijk
een stuk op een rechte snelweg met
objecten aan de kant van de weg,
bijv. vangrails en afsluitingen.
215