● er gedurende een aantal minuten
geen ander verkeer of object
langs de weg wordt aangetroffen.
in dit geval zijn er geen radar‐
echo's en kan de sensor melden
dat deze vervuild is.
● het preventief remsysteem in
werking treedt.
● de radarsensor vervuild is door
een laagje ijs of water.
● er een storing wordt geconsta‐
teerd in de radar, motor of het
remsysteem.
Daarnaast wordt het systeem auto‐
matisch gedeactiveerd bij auto's met
een automatische versnellingsbak
(adaptieve cruise control met volledig
snelheidsbereik) wanneer:
● de elektrische handrem wordt
aangetrokken.
● het systeem de auto langer dan
twee minuten stopt.
● De auto stopt, de veiligheidsgor‐
del van de bestuurder is losge‐
maakt en het bestuurdersportier
is geopend.
Wanneer adaptieve cruise control
wordt gedeactiveerd, verandert
controlelamp m en C op het Driver
Information Center van groen in wit
en verschijnt er een pop-upbericht.
De opslagen snelheid wordt aange‐
houden. Het systeem wordt gedeac‐
tiveerd, maar niet uitgeschakeld.
9 Waarschuwing
Na het deactiveren van de adap‐
tieve cruise control moet de
bestuurder de controle over het
remmen en gas geven overne‐
men.
Uitschakelen
Druk op C om de adaptieve cruise
control uit te schakelen. De controle‐
lamp m of C dooft. De opslagen snel‐
heid wordt gewist.
Door het uitschakelen van het
contact, wordt ook de adaptieve
cruise control uitgeschakeld en wordt
de opgeslagen snelheid gewist.
Rijden en bediening
Aandacht van de bestuurder
● Let op met de adaptieve cruise
control in bochten of op heuvel‐
achtige wegen, het systeem kan
contact met de voorligger verlie‐
zen en heeft de tijd nodig om
deze opnieuw te detecteren.
● Gebruik het systeem niet op
gladde wegen omdat het snelle
veranderingen in de tractie (door‐
slaan) van de banden kan
veroorzaken, waardoor u de
macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
● Gebruik de adaptieve cruise
control niet bij regen, sneeuw of
modder, omdat de radarsensor
door waterfilm, stof, ijs of sneeuw
bedekt kan worden. Het zicht
wordt dan geheel of gedeeltelijk
onderdrukt. Bij een vervuilde
sensor, de sensorafdekking reini‐
gen.
197