224
Rijden en bediening
U activeert het Lane Departure
Warning-systeem door ) in te druk‐
ken. De brandende LED in de toets
geeft aan dat het systeem is inge‐
schakeld. Wanneer de controle‐
lamp ) in de instrumentengroep
groen brandt, is het systeem klaar
voor gebruik.
Het systeem werkt alleen bij snelhe‐
den van meer dan 56 km/u en
wanneer een wegbelijning aanwezig
is.
Wanneer het systeem een onbe‐
doelde verandering van rijstrook
herkent, dan wordt de controle‐
lamp ) geel en knippert deze. Tege‐
lijkertijd hoort u een geluidssignaal.
Deactivering
U deactiveert het systeem door ) in
te drukken. De LED in de knop gaat
dan uit.
Bij snelheden van minder dan
56 km/u werkt het systeem niet.
Storing
Het Lane Departure Warning-
systeem werkt mogelijkerwijs niet
goed wanneer:
● De voorruit is niet schoon of is
bedekt met vreemde voorwer‐
pen, bijv. stickers.
● De omgevingsomstandigheden
ongunstig zijn, bijv. harde regen,
sneeuw, direct zonlicht of scha‐
duwen.
Het systeem werkt niet als geen
wegbelijning wordt gedetecteerd.
Brandstof
Brandstof voor
benzinemotoren
Gebruik alleen loodvrije brandstof die
voldoet aan de Europese norm
EN 228 of E DIN 51626-1 of gelijk‐
waardig.
De motor kan draaien op brandstof
met een ethanolgehalte van maxi‐
maal 10% (bijv. E10).
Brandstof met het aanbevolen
octaangetal gebruiken. Bij een lager
octaangetal kunnen het motorvermo‐
gen en -koppel lager zijn en neemt het
brandstofverbruik iets toe.
Voorzichtig
Gebruik geen brandstof of brand‐
stofadditieven die metalen
bestanddelen bevatten, zoals
additieven op mangaanbasis. Dat
kan motorschade veroorzaken.