24
Sleutels, portieren en ruiten
Ook worden de aanpassingen van de
bestuurdersstoel en de buitenspie‐
gels onafhankelijk van de geheugen‐
standen 3 52 in het geheugen
opgeslagen.
De elektrisch bediende stoel
verplaatst zich automatisch in de
opgeslagen stand wanneer het
bestuurdersportier wordt ontgrendeld
en geopend met de handzender of
elektronische sleutel in het geheugen
en wanneer Automatisch oproepen
geheugen op het Info-Display is inge‐
schakeld.
Persoonlijke instellingen 3 125.
Centrale vergrendeling
Ontgrendelen en vergrendelen van
portieren, bagageruimte en tankklep.
Door aan de binnenste portierhand‐
greep te trekken wordt het desbetref‐
fende portier ontgrendeld. Door nog
eens aan de handgreep te trekken
gaat het portier open.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of
gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch
ontgrendeld.
Let op
Wanneer na ontgrendeling met de
afstandsbediening geen van de
portieren word geopend, worden
deze na korte tijd automatisch
opnieuw vergrendeld.
Werking van afstandsbediening
Ontgrendelen
c indrukken.
De ontgrendelmodus kan in het menu
Persoonlijke instellingen in het
Colour-Info-Display worden inge‐
steld. U kunt twee instellingen selec‐
teren:
● Alle portieren, de bagageruimte
en de tankklep worden met één
druk op c ontgrendeld.
● Alleen het bestuurdersportier, de
bagageruimte en de tankklep
worden met één druk op c
ontgrendeld. Om alle portieren te
ontgrendelen, drukt u tweemaal
op c.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen, I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 120.
Persoonlijke instellingen 3 125.
U kunt de instelling opslaan voor de
gebruikte afstandsbediening. Opge‐
slagen instellingen 3 23.
Vergrendelen
Portieren, bagageruimte en tankklep
sluiten.