Opbouw en werking
17. Controlelamp voorgloeien
De controlelamp voorgloeien brandt bij het schakelen van de startschakelaar in stand RUN. Wanneer de con-
trolelamp uitgaat, kan de motor worden gestart.
18. Controlelampje motordruk
Het controlelampje motoroliedruk brandt, wanneer de oliedruk onder de gewenste waarde ligt.
Overige uitrustingen op de bestuurdersplaats
Navolgend worden de overige uitrustingen op de bestuurdersplaats beschreven.
Binnenverlichting (Cabineversie)
De bestuurderscabine bezit aan de rechterzijde aan het cabinedak
een binnenverlichting (1) die via de schakelaar (2) in- en uitgescha-
keld kan worden.
Zekeringenkast
De zekeringenkast (1) bevindt zich onder de bestuurdersstoel ach-
ter een beschermplaat.
RG268-8144-5
07/2018
A
B
2
1
1
51