Veiligheidsvoorzieningen
Elke keer dat de machine in bedrijf wordt gesteld, moeten alle veiligheidsvoorzieningen op vakkundige wijze zijn
aangebracht en werken. Manipulatie van de veiligheidsvoorzieningen, bijv. het overbruggen van eindschakelaars,
is verboden.
Beveiligingsvoorzieningen mogen alleen worden verwijderd na
het stoppen en uitschakelen van de graafmachine,
Het beveiligen tegen het opnieuw inschakelen (startschakelaar in stand STOP en sleutel verwijderd).
Vergrendeling van de bedieningselementen
Als de linker bedieningshendelconsole (2) volledig opgetild is met
de bedieningshendelvergrendeling (1), zijn de hydraulische functies
van de volgende bedieningselementen vergrendeld:
Functie
Pedaal extra circuit
Boomzwenkpedaal
Rijhendel
Dozerbladhendel
Rechterbedieningshendel
Linkerbedieningshendel
Om de hydraulische functies te ontgrendelen, de bedieningshendelconsole met de bedieningshendelvergren-
deling volledig laten zakken.
Handmatige motorstop
De motor wordt uitgeschakeld, zodra de startschakelaar (2) in stand
STOP is gezet.
Indien de motor niet kan worden uitgeschakeld, zet de motor dan
met de handmatige motorstop uit.
Voor het uitschakelen van de motor:
Aan knop (1) trekken, totdat de motor tot stilstand is gekomen.
Nadat de motor tot stilstand is gekomen, de knop weer terug-
drukken.
26
KX027-4
KX027-4 HI
KX030-4
KX030-4 HI
Veiligheidsbepalingen
1
RG268-8144-5
07/2018
2