De knoppen van de display- en bedieningseenheid zijn multifunctioneel, en kunnen ook voor de me-
nugeleiding in het display gebruikt worden. Een gedetailleerde beschrijving van de afzonderlijke
functies staat in het desbetreffende hoofdstuk.
Beschrijving van de display- en bedieningseenheid
1.
Brandstofmeter
De brandstofmeter geeft de relatieve brandstofhoeveelheid in de tank aan.
2.
Controlelampje lading
De controlelampje lading brandt, wanneer er niet genoeg spanning op het laadstroomcircuit staat.
3.
Controlelamp koelvloeistoftemperatuur
De controlelamp koelvloeistoftemperatuur brandt wanneer de temperatuur in het koelcircuit te hoog is.
4.
Koelvloeistoftemperatuurweergave
De koelvloeistoftemperatuurmeter geeft de temperatuur in het koelcircuit van de motor aan.
5.
Display
Op het display kunnen tijd, motortoerental, bedrijfsuren en gecodeerde systeeminformaties worden weerge-
geven.
6.
Displaykeuzeschakelaar
Met de displaykeuzeschakelaar wordt tussen de weergaven in het display geschakeld.
7.
Menutoets
Met de menutoets wordt de menubegeleiding op het display in- en uitgeschakeld.
8.
Schakelaar extra circuit (KX027-4 HI, KX030-4 HI)
Met de schakelaar extra circuit wordt de hydraulische functie op extra circuit 1 en op extra circuit 2 in- en uit-
geschakeld.
9.
Waarschuwingslamp
Het waarschuwingslampje knippert rood bij het optreden van een systeemfout of een technische storing. Als
het systeem een waarschuwing geeft, dan knippert het waarschuwingslampje geel.
10. Controlelamp uur instellen
De controlelamp klok instellen knippert, wanneer de klok moet worden ingesteld, bijv. wanneer de accu bij
onderhoudswerkzaamheden werd afgeklemd.
11. Controlelamp onderhoud
De controlelamp onderhoud brandt, wanneer onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd moeten worden.
12. Controlelamp extra circuit (KX027-4 HI, KX030-4 HI)
De controlelamp extra circuit gaat branden resp. knippert, afhankelijk van de gebruiksmodus, als de extra-
circuitfunctie is ingeschakeld.
13. Controlelamp sleutel uittrekken
De controlelamp sleutel verwijderen brandt, wanneer de contactsleutel verwijderd moet worden.
14. Controlelamp sleutel insteken
De controlelamp sleutel plaatsen brandt, wanneer de contactsleutel geplaatst moet worden.
15. Controlelampje snelrijstand
De controlelampje rijstand "snel" brandt, wanneer rijstand "snel" is ingeschakeld.
16. Controlelamp brandstofpeil
De controlelamp brandstofvoorraad brandt bij laag brandstofniveau en maant tot tanken.
50
Opbouw en werking
RG268-8144-5
07/2018