3.4 Leidingen
Beschermende afdekkingen zijn op de
zuig- en persopeningen aangebracht om
te voorkomen dat voorwerpen van buitenaf
de pomp binnenkomen tijdens transport en
installatie. Verwijder deze afdekkingen van
de pomp voordat u leidingen aansluit.
Zuig- en persleiding
Om wrijvingsverliezen en hydraulische geluiden in
de leidingen te minimaliseren, kiest u een leiding die
één of twee maten groter is dan de zuig- en persope-
ningen van de pomp. Stroomsnelheden dienen
typisch niet groter te zijn dan 2 m/s (6 ft/sec) voor de
aanzuigleiding (opening) en 3 m/s (9 ft/sec) voor de
persleiding (opening).
Zorg dat de beschikbare NPSH (NPSHA) groter is
dan de vereiste NPSH (NPSHR). NPSH = Net Posi-
tive Suction Head (netto positieve zuighoogte).
3.4.1 Algemene voorzorgsmaatregelen
Houd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij
het installeren van de leidingen:
1. Laat de leidingen altijd rechtstreeks naar de
pomp lopen.
2. Beweeg de pomp niet naar de leidingen toe. Dit
zou de uiteindelijke uitlijning onmogelijk kunnen
maken en spanning veroorzaken in pompflenzen
en leidingen.
Zorg dat zowel de zuig- als persleiding
onafhankelijk wordt ondersteund nabij de
pomp, zodat geen belasting op de pomp
wordt overgebracht wanneer u de flens-
bouten aandraait. Gebruik leidingbeugels
of andere ondersteunende middelen met
voldoende tussenruimte om ondersteuning
te geven.
3. Als u expansiekoppelingen gebruikt in het leidin-
gensysteem, brengt u de koppelingen aan op een
minimale afstand van 2 x de leidingdiameter
vanaf de pompflens aan de zuigzijde. Dit voor-
komt turbulentie in de koppelingen en zorgt voor
optimale zuigeigenschappen.
4. Installeer de leidingen zo recht mogelijk en ver-
mijd onnodige bochten. Gebruik indien nodig
montagestukken van 45 ° of 90 ° (met grote
bocht) om wrijvingsverliezen te verminderen.
5. Zorg dat alle leidingkoppelingen goed sluitend
zijn.
6. Als u flenskoppelingen gebruikt, moet u ervoor
zorgen dat binnendiameters goed overeenko-
men.
7. Verwijder bramen en scherpe randen bij het
maken van de verbindingen.
8. Zorg dat de leidingen geen spanning of belasting
op de pomp veroorzaken.
9. De expansiekoppelingen moeten aan beide zij-
den van de pomp aangebracht worden.
10. Zorg dat er voldoende ruimte en toegankelijkheid
is voor onderhoud en inspectie.
3.4.2 Aanzuigleidingen
Plaats de pomp waar mogelijk onder het vloeistofni-
veau van het systeem. Dit bevordert het aanzuigen,
zorgt voor een gelijkmatige vloeistofstroom en geeft
een positieve zuighoogte.
De dimensionering en installatie van de
aanzuigleiding is bijzonder belangrijk.
U kunt veel NPSH-problemen vermijden door de
aanzuigleiding correct te installeren. Zie paragraaf
3.4.1 Algemene
voorzorgsmaatregelen.
In paragraaf
10. Het product
gebruikte installaties van aanzuigleidingen geïllu-
streerd voor twee situaties:
•
overdruksystemen
Gesloten systemen en open systemen waarbij
het vloeistofniveau hoger is dan de inlaat van de
pomp.
•
onderdruksystemen
Gesloten systemen en open systemen waarbij
het vloeistofniveau lager is dan de inlaat van de
pomp.
3.4.3 Kleppen in de aanzuigleiding
Als de pomp permanent met onderdruk werkt, instal-
leert u een terugslagklep in de aanzuigleiding om te
voorkomen dat de pomp iedere keer moet worden
aangezogen bij een herstart. De terugslagklep dient
van het 'vlinderklep'-type te zijn of een voetklep met
een minimaal drukverlies.
3.4.4 Persleiding
Vóór de persleiding wordt gewoonlijk een terugslag-
klep en een afsluit- of smoorklep geplaatst. De terug-
slagklep beschermt de pomp tegen buitensporige
tegendruk en omgekeerde rotatie van de pomp en
voorkomt terugstromen door de pomp in het geval
van een operationele stop of storing aan de motor.
Om wrijvingsverliezen en hydraulische geluiden in
de leidingen te minimaliseren dienen stroomsnelhe-
den in de persleiding (opening) niet groter te zijn dan
3 m/s (9 ft/sec).
Houd bij lange horizontale stromingen de leiding zo
waterpas mogelijk.
Vermijd hoge situaties, zoals lussen, aangezien lucht
zich hierin zal ophopen, wat een smorend effect
geeft of leidt tot onregelmatig verpompen.
afvoeren, worden veel-
9