A:
De pomp levert geen vloeistof.
B:
De pomp levert niet voldoende vloeistof.
C:
De pomp levert niet voldoende druk.
De pomp verliest vloeistof na korte tijd gedraaid te
D:
hebben.
E:
De pomp verbruikt te veel vermogen.
F:
De motor is overbelast.
G:
Trillingen.
H:
Lawaai door cavitatie.
I:
De pomplagers zijn oververhit.
J:
Pomp draait korte tijd en stopt dan.
A
B
C
D
●
●
●
●
●
●
●
Nee. Oorzaak
De pomp is niet ontlucht, tekort
1
aan toevoervloeistof, onvolledige
ontluchting.
2
Geen toevoervloeistof.
De onderdruk of statische draag-
3
kracht is te hoog.
26
Storingen
E
F
G
H
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
Oplossing
Vul de pomp en zuigleiding volledig met te verpompen vloeistof.
Verhelp mogelijk lekkages in de aanzuigleiding, koppelingen en
aansluitingen. Ontlucht het pomphuis op opeengehoopte lucht te
verwijderen.
Verklein het hoogteverschil tussen de watertank of de watertoe-
voer en de pomp.
K: Verwijzingsnummers voor oplossingen.
I
J
De zuigleiding is niet diep genoeg onder-
gedompeld.
De waaierdiameter is te klein. Dit is de
meest waarschijnlijke oorzaak als geen
van de bovenstaande situaties van toe-
passing is.
Verstopping in de behuizing.
Lucht of gassen in de vloeistof.
Het actuele werkpunt van de pomp ligt
rechts van het gespecificeerde werkpunt
op de pompcurve. Het resultaat is een
lagere opvoerhoogte, groter debiet en
groter energieverbruik.
De viscositeit of dichtheid van de ver-
pompte vloeistof is groter dan die van
water.
●
De as is verbogen door beschadiging.
Mechanische storing aan lager en/of
●
waaier.
●
Verkeerde uitlijning.
Elektrische defecten.
Het toerental is te hoog.
De fundering is niet stevig genoeg.
De smeerolie of het smeervet is vuil of
●
verontreinigd.
Oorzaken
K
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27