ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Veranderen van de flitsintensiteit instelling
Voer de volgende stappen uit om de flitsintensiteit instelling
te veranderen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de "REC" tab m.b.v. [ ] en [ ].
3.
Selecteer "Flash Intensity" (flitsintensiteit)
m.b.v. [ ] en [ ] en druk daarna op [ ].
4.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [ ] en
[ ] en druk vervolgens op [SET].
Om de flitsintensiteit op
deze manier te veranderen:
Sterker
Normaal
Zwakker
LET OP
• De flitsintensiteit verandert mogelijk niet wanneer het
onderwerp zich te ver van of te dicht bij de camera
bevindt.
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
–1
–2
Gebruik van de flitserassistent
(Flash Assist)
Wanneer een onderwerp opgenomen wordt dat zich buiten
het bereik van de flitser bevindt, kan dat onderwerp er
donker uitzien op het resulterende beeld omdat niet
genoeg licht van de flitser het onderwerp belichtte. Mocht
dit gebeuren dan kunt de flitserassistent gebruiken om de
helderheid van het opgenomen onderwerp te corrigeren
zodat het lijkt alsof de belichting door de flitser voldoende
was.
Flitserassistent wordt
wel gebruikt
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de "REC" (opname) tab m.b.v. [ ]
en [ ].
73
Flitserassistent wordt
niet gebruikt