30
Sleutels, portieren en ruiten
Startbeveiliging
Het systeem is onderdeel van de con‐
tactschakelaar en het controleert of
de auto met de gebruikte sleutel mag
worden gestart.
De startbeveiliging activeert zichzelf
automatisch nadat u de sleutel uit de
contactschakelaar hebt gehaald.
Knippert controlelamp d nadat het
contact is ingeschakeld, dan is er een
storing in het systeem: de auto kan
niet worden gestart. Contact uitscha‐
kelen en opnieuw proberen te starten.
Als de controlelamp blijft knipperen,
kunt u proberen om de motor met de
reservesleutel te starten en daarna
de hulp van een werkplaats inroepen.
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel daarom
steeds na het verlaten van de auto
de portieren en schakel het diefstal‐
alarmsysteem in 3 23, 3 28.
Controlelamp d 3 113.
Buitenspiegels
Bolle vorm
De convexe buitenspiegel heeft een
asferische zone en reduceert dode
hoeken. Door de vorm van de spiegel
lijken voorwerpen kleiner dan ze zijn,
waardoor afstanden moeilijker zijn in
te schatten.
Blindehoeksysteem 3 195.
Elektrische verstelling
Selecteer de gewenste buitenspiegel
door de knop naar links (L) of rechts
(R) te draaien. Daarna de knop be‐
wegen om de spiegel te verstellen.
In de stand 0 is geen enkele spiegel
geselecteerd.
Inklappen
Voor de veiligheid van voetgangers
klappen de buitenspiegels bij aansto‐
ten vanaf een bepaalde kracht weg uit
de normale stand. Spiegel dan door
licht op de spiegelbehuizing te druk‐
ken terugduwen.