124
Instrumenten en bedieningsorganen
■ Als het blindehoeksysteem een
voertuig detecteert.
■ Na het inschakelen van de achter‐
uitversnelling en het uittrekken van
het draagsysteem achterzijde.
■ Als het roetfilter de maximale ver‐
zadigingsgraad bereikt.
Bij het parkeren van de auto en/
of het openen van het
bestuurdersportier
■ Als de contactsleutel nog in het
contactslot steekt.
■ Bij ingeschakelde buitenverlichting.
Tijdens een Autostop
■ Als het bestuurdersportier geopend
is.
Batterijspanning
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt of waarschuwings code 174 op
het Driver Information Center.
1. Schakel onmiddellijk alle elektri‐
sche verbruikers uit die niet nodig
zijn voor een veilige rit, zoals de
stoelverwarming, achterruitver‐
warming of andere hoofdverbrui‐
kers.
2. Laad de accu op door een tijdje te
rijden of met een oplaadapparaat.
Het waarschuwingsbericht of de
waarschuwingscode verdwijnen na‐
dat de motor twee keer na elkaar is
gestart zonder een spanningsval.
Als de accu niet kan worden opgela‐
den, moet u de oorzaak van de sto‐
ring in een werkplaats laten verhel‐
pen.
Tripcomputer
U selecteert de menu's en functies
met de knoppen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Druk op MENU om de
Informatiemenu dagteller/brandst. te
selecteren, of selecteer W op het
Uplevel-Combi-display.